Veelderhande schriftuerlicke nieuwe liedekens, vermaninghen, leeringhen, ghebeden ende lofsanghen
(1598)–Leenaert Clock– AuteursrechtvrijEen vermaen-Liedeken, Het Cxxxiij. Liedeken.op de wijse: Laet ons den Heere loven, van al dat hy ons doet.Ick wensche u Gods Ga naar margenoot† vrede,
Ga naar margenoot+Beminde in den Heer,
Ga naar margenoot+Een natuere, nae Iesus Christus zede,
| |
[pagina 303]
| |
Op dat ghy meucht tot sijner eerGa naar margenoot+
Volbringhen alleen sijn begheerGa naar margenoot+
Dat ghy nae Gods behaghenGa naar margenoot+
Meucht verslijten u tijdt,Ga naar margenoot+
En naemaels een croone der eeren draghen,Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot‡End’ eeuwich zijn met hem verblijdt,
Die u van zonden heeft bevrijdtGa naar margenoot+
Aendachtich met verlanghen
Stelt daer nae u begheert,
Op dat ghy de belofte meucht ontfanghen,Ga naar margenoot+
En dat ghy, alst al wordt verteert,Ga naar margenoot+
Met Christo eeuwich triumpheertGa naar margenoot+
In hem wilt u verhooghen,Ga naar margenoot+
Hy zy ws herten lust,
Nae sijn voorbeelt wilt al gangen voogenGa naar margenoot+
Ghelijck een wijs’ Maeght wel gherust,Ga naar margenoot+
Dat u lamp niet word’ uytgheblust.
Alsoo ghy hebt begonnenGa naar margenoot+
Den smallen padt te gaen, Ga naar margenoot+
Volherdt tot dat ghy gantsch hebt overwonnenGa naar margenoot+
En voor Godt meucht met vreuchden staenGa naar margenoot+
Van Christo Palmtacken ontfaenGa naar margenoot+
Nemmermeer wilt vertsaghenGa naar margenoot+
Aen Gods barmherticheyt,Ga naar margenoot+
Maer wilt sijn jock met vreuchden gheerne dragenGa naar margenoot+
Dat u van hem wordt opgeleyt,Ga naar margenoot+
Soo Iesus Christus selve seyt.
Sijn jock is Ga naar margenoot† vred’ met namen,
Goedich en vriend’lijck zijn,
Barmhertich, mildt, en lieffelijck int ramenGa naar margenoot+
Sachtmoedich, end’ ootmoedich fijn,Ga naar margenoot+
Deuchtsamich tot elcken termijnGa naar margenoot+
Dit zijn seer soete dinghen,
Om draghen hier niet swaer,
Wel haer, die nu met lusten hier volbringenGa naar margenoot+
Den wil van haren lieven Vaer,Ga naar margenoot+
Sijn deucht verconden openbaer.Ga naar margenoot+
Op sijnen wille achten,
| |
[pagina 304]
| |
En t’ghen’ dat hem behaeght
Ga naar margenoot+Volbringhen bu, uyt allen nharen crachten,
Om gheen dinck en worden vertsaecht,
Ga naar margenoot+Al worden sy daerom gheplaecht.
Ga naar margenoot+Corts sal haer pijn versoeten
Ga naar margenoot+Int hemelsche Convent:
Godt salse alsoo minnelijck ontmoeten,
Ga naar margenoot+En prijsense als knechten jent,
Ga naar margenoot+Ons daden zijn hem al bekent.
Ga naar margenoot+Heere, t’is ons begheeren
Dat ghyn ons bystant doet,
Ga naar margenoot+En dat ghy ons gheloove wilt vermeeren,
Ga naar margenoot+Bedouwen met uwen Gheest soet,
Ga naar margenoot+Om te verstercken ons ghemoet.
Tot dat wy sullen sterven
Houdt ons mert uwer handt:
Ga naar margenoot+En laet ons nuwen troost altijdt verwerven,
Ga naar margenoot+Gheeft ons het rechte onderpandt,
Ga naar margenoot+Door hem vercrijghen wy het landt.
Ga naar margenoot+Eeuwich tot allen tijden
Ga naar margenoot+Word’ uwen lof verbreyt,
Wy dancken, loven, en ghebenedijden
Uwe heerlijcke Majesteyt,
Toont ons u goetheyt, Heer bereyt.
Reyn liefd’ heeft my ghedronghen
V te dichten dit Liet,
Ga naar margenoot+Om dat ick sach u herte soo ontspronghen
In vreuchd’, van t’ghen’ dat was gheschiet
Ga naar margenoot+Wilt mijner doch vergheten niet.
|
|