Veelderhande schriftuerlicke nieuwe liedekens, vermaninghen, leeringhen, ghebeden ende lofsanghen
(1598)–Leenaert Clock– AuteursrechtvrijHet Cxxij. Liedeken.Op de wijse van den 125. Psalm: Die op den Heere vast betrouwen.In Ga naar margenoot† mijnen Godt wil ick verblijden,
Ga naar margenoot‡Hy is mijn salicheyt,
Die my in mijn groot leyt
Ga naar margenoot+Aensach in dese quaden tijden:
Ga naar margenoot+En nu dees Weerelt loopt verlooren,
Vrijdt van’t versmooren.
Doot was ick schiet, maer ghy verheven
| |
[pagina 273]
| |
Biedt my de handt perfeckt,Ga naar margenoot+
Van zond’ ghy my opweckt,
En roept my ten eeuwighen leven:Ga naar margenoot+
En neemt my aen, die was beladen,
Nu in ghenaden.
Tot u wil ick my nu gaen keerenGa naar margenoot+
Gantsch ootmoedich en Ga naar margenoot† cleyn,
En soecken nu alleyn
V Rijck, soo Christus ons gaet leeren:Ga naar margenoot+
Maer ghy mijn Godt, voor alle dinghen
Gheeft my t’volbringhen.
Ghy kent mijn cleym swacke vermoghen,
Al is den wille goet,Ga naar margenoot+
Soo ghy gheen bystandt doet
Soo com ick nemmer tot verhooghen,
Maer waer in dat ick ben onmachtich,
Condt ghy doen crachtich.
En daer op wil ickt nu gaen waghen,
Goetwillich in mijn jeucht,
En met herten verheucht
V sack opnemen ende draghen,Ga naar margenoot+
Maeckt my bequaem daer aen te wercken.
Wilt my verstercken.
Naer den prijs wil ick, Heere, lopen,Ga naar margenoot+
Die opghehanghen is,
Gheeft dat ick niet en mis,
Maer versterckt my doch in mijn hopen,
Dat ick laetst nae myn beginnen
Die Croon mach winnenGa naar margenoot+
Soo uwen Gheest my gaet gheleydenGa naar margenoot+
Opp uwen smallen padt
Soo com’ ick in de Stadt:Ga naar margenoot+
Wilt mijn hert, Heer, daer toe bereyden,Ga naar margenoot+
Te zijn een woonstadt om verschoonen,Ga naar margenoot+
Daer ghy wilt woonenGa naar margenoot+
Noch, Heer, bid ick u met vertrouwen
Wt al mijns herten grondt,
Wilt doch tot aller stondt
| |
[pagina 274]
| |
My bystaen in al mijn benouwen:
Ga naar margenoot+Voor s’Vyandts list en sijn bevroeden
Wilt my behoeden.
Ga naar margenoot+Om dat ick ken u groot vermooghen,
En u heerlijcke cracht,
Soo com’ ick wel bedacht,
En verschijne voor uwen ooghen:
Neemt my doch aen door u ontfarmen
Ga naar margenoot+In uwen aemen.
En als ick bevind’ u volbringhen,
Dat ghy zijt Heer mijn Godt,
Ga naar margenoot+Mijn deel, mijn goede Lot:
Soo sal ick dan van vreuchden singhen,
V lof verconden en verclaren
By u dienaren.
Ga naar margenoot+Comt doch met my ghy Christen nacy,
En singht met Lovesanck
Den Heere lof en danck,
Ga naar margenoot+In heylicheyt houdt nu sijn stacy,
Hy is weerdt dat men hem moet prijsen,
En eer bewijsen.
Keert herwaerts ghy sijn uytvercoren,
Ga naar margenoot+Brengt Liedekens hier by,
Ga naar margenoot+Singht Godt met herten bly:
Psalmen, als David deed’ te vooren,
En wilt met reynder herten quelen,
Ga naar margenoot+Singhen en spelen.
Ga naar margenoot+Soud’ onse Ziel u, Heer, niet loven
Inwendich aldermeest,
Ghy zijt die ons gheneest
Door u ghenade groot van boven,
Daerom zijt ghy dese Lofsanghen
Weerdt te ontfanghen.
|
|