Veelderhande schriftuerlicke nieuwe liedekens, vermaninghen, leeringhen, ghebeden ende lofsanghen
(1598)–Leenaert Clock– Auteursrechtvrij
[pagina 160]
| |
Godt wilt my u ghenade altijdt gheven
Soo langh’ ick leve in het Aerdtsche dal,
Op dat ick mach uwen wille beleven,
En mijn deel hebben by u lief ghetal.
Ga naar margenoot+Richt doch, O Heer, door uwen Gheest mijn ganghen,
Ga naar margenoot+En mijn voornemen in des weerelts pleyn,
Ga naar margenoot+Dat ick in den strick niet en word’ gevangen
Die ghestelt wordt voor oogen int ghemeyn.
Ia dat my geen verganckelijcke dinghen
Moghen afleyden, Heere, van uwen padt,
Ga naar margenoot+Maer dat ick mach door d’enge poorte dringen,
Ga naar margenoot+Tot dat ick come in de schoone stadt.
En wilt, O Heer, my nemmermeer verlaten,
Ga naar margenoot+Biedt my u handt, want ick ben swack en teer,
In mijnen noot comt my altijdt te baten,
Ga naar margenoot+Mijn cracht is uyt, ghy zijt mijn toevlucht, Heer,
Tast my Heer aen, nae u goetheyt ghepresen,
Ga naar margenoot+Ick weet gewis, dat ghy voorwaer zijt goet,
Doet my bystant in mijn jeuchdelijc wesen,
Ga naar margenoot+Dat ick mach wandelen, Heer, in ootmoet.
Het geloove, d’welc u meest doet behagen,
Ga naar margenoot+Versterckt in my, dat het mach dadich zijn,
Op dat ick ghenesins en com’ te vertsaghen,
Het ontmoete my hier vreuchd’ ofte pijn.
Ga naar margenoot+In u goetheyt wil ick vast’lijck betrouwen,
Ga naar margenoot+En in u handt bevelen mijnen gheest,
Leert my uwe Gheboden onderhouwen,
Soo langh’ ick leve in s’weerelts foreest.
Een dinck gheeft my, O Heer, nae mijn begheeren,
Ga naar margenoot+Dat ick in u huys stadich woonen mach,
En u dienen tot lof van uwer eeren,
Nae u behaghen, vyerich nacht en dach.
Ga naar margenoot†Maer u, mijn Godt, doet my seere verlanghen,
| |
[pagina 161]
| |
Wanneer sal ick comen voor u aenschijn,
Ga naar margenoot‡Wilt mijn ziele in uwen schoot ontfanghen,
Als sal gheeyndt zijn t’corte leven mijn.
Voor u ghenaed’ die ghy Heer ded’ volbringhen
Aen my arme aerdtwormken, Adams stof,Ga naar margenoot+
Wil ick u dancken, en met vreuchden singen
En uyt verconden uwen grooten lofGa naar margenoot+
Recht-geloovige, wilt met my vergaren,
Om te verschijnen voor Gods aenschijn claer
Laet ons hem spelen met des herten snaren,Ga naar margenoot+
Reyn offer brenghen op sijnen AltaerGa naar margenoot+
Een goet gereuck laet ons doch voor hem maken,Ga naar margenoot+
T’lichaem geheel begheeft daer toe met my,Ga naar margenoot+
Ist dat wy dan alsoo tot hem ghenakenGa naar margenoot+
Soo naeckt hy hem tot ons, en maeckt ons bly.
Singt doch met my, de Heere is warachtich,
Ga naar margenoot‡Een Coninck groot verheven boven al,
Ga naar margenoot*Hy werpt ter neder stouten hooghmoedt machtich,
Die neder hy seer verheffen salGa naar margenoot+
Eeuwigen prijs, het Rijck, de macht en eereGa naar margenoot+
V toebehoort in alle eeuwigheyt,Ga naar margenoot+
O ghy Godt mijns levens, genadige Heere,Ga naar margenoot+
V groote macht word’ heerlijck uyt gebreyt.
Neemt in behoed u schepsel cleyn van machten,
T’is Heer op u, dat ick my gantsch verlaetGa naar margenoot+
T’waer te v’geefs, hoe nau ic soude wachten
Daerom doch mijner altijdt gade slaet.
|
|