Veelderhande schriftuerlicke nieuwe liedekens, vermaninghen, leeringhen, ghebeden ende lofsanghen
(1598)–Leenaert Clock– AuteursrechtvrijEen ander, Het lxiiij. Liedekenop de wijse: Een had ick uytvercoren, maer den tijdt is ghepasseert.
Ga naar margenoot+Floreren als goe boomen
Ga naar margenoot+Laet ons in desen tijdt,
Ga naar margenoot+Nu dat wy zijn ghecomen
Tot hem die ons Ga naar margenoot* bevrijdt,
Ga naar margenoot+En ons gheeft het onderpandt,
En Ga naar margenoot‡ leydt ons met sijner handt
Ga naar margenoot+Nae het ghenuechlijcke Hemels landt.
Op dat wy t’gheenen daghen
Ga naar margenoot*Beschaemt en moesten zijn,
| |
[pagina 141]
| |
Soo laet ons vrtuchten draghenGa naar margenoot+
Die hem behaghen fijn,Ga naar margenoot+
Elck een als een Ranck vruchtbaerGa naar margenoot+
In dit aenghename Iaer,Ga naar margenoot+
Dit Iock te draghen en valt hier niet swaerGa naar margenoot+
Bidden, roepen en claghenGa naar margenoot+
Laet ons ghestadelijck,Ga naar margenoot+
Tot hem, sonder vertsaghenGa naar margenoot+
Die ons ghenadelijckGa naar margenoot+
Verhoort in al onsen noot,
Als wy hier lijden aenstoot,
Want sijn ghenade goet, die is seer grootGa naar margenoot+
By ons wilt hy oock woonenGa naar margenoot+
Met sijnen heylighen Gheest,
Ende onser verschoonenGa naar margenoot+
In des weerelts foreest,
Als een Vader doet sijn kint,Ga naar margenoot+
Dat hy van herten bemint,
Wort ghy beswaert, eenpaer dit wel verstaet.
Eenen soo lieven HeereGa naar margenoot+
Hebben wy al ghemeyn,Ga naar margenoot+
Die leven nae sijn leere
Hier in dees weerelt pleyn,
Dus u hope in hem stelt,Ga naar margenoot+
Blijft ghetrouwe als een helt,Ga naar margenoot+
Deur hem behouden wy voorwaer het velt. Ga naar margenoot+
Laet ons nu in dit leven,
Dat vol is van verdriet,Ga naar margenoot+
Nae het eeuwich goet streven,
Want t’is hier haest gheschietGa naar margenoot+
Dat al t’sienlijck sal vergaen,Ga naar margenoot+
Dan en sal niemandt bestaen,Ga naar margenoot+
Dan die Gods wille sal hebben ghedaenGa naar margenoot+
In den wolcken verhevenGa naar margenoot+
Sal Christus comen daer,Ga naar margenoot+
Om elcken loon te ghevenGa naar margenoot+
Die nu bereyden haerGa naar margenoot+
Dewijl dat sy hebben tijt,Ga naar margenoot+
| |
[pagina 142]
| |
Ga naar margenoot+Sullen eeuwich zijn verblijt,
Ga naar margenoot+Verheucht in vreuchden soet, met groot jolijt.
Ga naar margenoot+En die Godtloose nacy
Ga naar margenoot+Die leeft in onverstandt,
Moeten alsdan eylacy
Ga naar margenoot+Eeuwich gaen in den brandt,
Daer de Satan heeft sijn deel,
Ga naar margenoot+Gantsch verdoemt met lof en zeel,
Haer Ga naar margenoot‡ hope gaet verloren al gheheel.
Wee haer, die daer gheraken,
Ga naar margenoot+Wat vreuchd’ sy hebben hier,
Ga naar margenoot+Waerom sy ontschuldt maken
Ga naar margenoot+Nae des weerelts manier,
Ga naar margenoot+Die en sal daer ghelden niet,
Ga naar margenoot+Gods oogh alle dinck deursiet,
Ga naar margenoot+Hoe heymelijck dat het oock nu gheschiet.
Ga naar margenoot+En hy salt openbaren
Als hy comt met der macht,
Wat dan der Christen Ga naar margenoot† scharen
Die hem hebben Ga naar margenoot‡ verwacht,
En haer lampen wel bereyt,
Recht soo de Schriftuere seyt,
Ga naar margenoot+Sy sullen leven in der eeuwicheyt.
Ga naar margenoot+Seer hoffelijck uyt minnen
Ga naar margenoot+Soo groet ick u hierme,
Dat ghy de Ga naar margenoot+ Croon meucht winnen
Ga naar margenoot+Wensch ick u Godes vre,
Ga naar margenoot+Wt een broederlijcke aert,
Ey dat ghy zijt onbeswaert,
Ga naar margenoot+En dat u Godt betrout heeft wel bewaert.
|
|