Veelderhande schriftuerlicke nieuwe liedekens, vermaninghen, leeringhen, ghebeden ende lofsanghen
(1598)–Leenaert Clock– AuteursrechtvrijEen Ghebedt-Liedeken,op de wijse: Het soud’ een Maeghdeken vroech uyt gaen.Aenneemt mijn sak’, O lieve Heer,Ga naar margenoot+
Mijn noot moet ick u claghen,
Ick ben benout nu even seer,Ga naar margenoot+
Helpt mijnen last doch draghen.
Kent dat ick ben u handtwerck reyn,Ga naar margenoot+
Laet my niet gaen te schanden,Ga naar margenoot+
Soo langh’ ick ben in s’weerelts pleynGa naar margenoot+
Houdt my met uwen handen.
Liev’ Heer, gheeft my t’vertrouwen vastGa naar margenoot+
Dat ghy mt sult verhooren,Ga naar margenoot+
En helpen draghen mijnen last,Ga naar margenoot+
Soo ghy beloeft te vooren.
| |
[pagina 62]
| |
Ga naar margenoot+Eeuwich en almachtich ghy zijt,
Ghenoechsaem Ga naar margenoot† overvloedich,
O mijn ziel, hoept ghy vast altijt
Op Gods beloften goedich.
Neemt wech, Heer, maeckt ons herten vry
Ga naar margenoot+Van dootlijcken ghedachten,
Op dat wy soo niet moede bly
Ga naar margenoot+Het Hemelsche betrachten.
Ga naar margenoot+Als wy bidden, vergheeft ons ons schuilt,
Ga naar margenoot+Soo leert ons oock vergheven,
Ga naar margenoot+Want ghy, O Heer, betalen sult
Nae dat men heeft bedreven.
Recht bidden wy u, Ga naar margenoot† lieve Vaer,
Ga naar margenoot+Vergheeft doch onse zonden,
Door Ga naar margenoot‡ Christum, Ga naar margenoot* dien ghy lieft voorwaer
Soo’t niet en is om gronden.
Terwijlen ghy ons hebt ghemaeckt,
Wilt doch ons leven stieren,
Ga naar margenoot+Dat het ter salicheyt gheraeckt,
Ga naar margenoot+Heer, wilt ons soo regieren.
Sonder u gonst ist al om niet,
Ga naar margenoot+Wy moesten al verdrooghen,
Ga naar margenoot+Dauw en reghen over ons giet
Om comen tot verhooghen.
Ga naar margenoot+Doch Heere, toont ons u aenschijn,
Dat wy’t moghen aenschouwen,
Dit goet hebben u kinders fijn,
Het troostse int benouwen.
Ga naar margenoot+Terwijlen ghy een eeuwich licht
Zijt, boven alle maten,
Ga naar margenoot+Soo gheeft onsen ooghen t’ghesicht
Dat wy dit moghen vaten.
Kloecklijck sullen wy moghen soo
Ga naar margenoot+Wandelen in u weghen,
Mijn hert en ziel sal wesen vroo
Als ick dit heb vercreghen.
|
|