Veelderhande schriftuerlicke nieuwe liedekens, vermaninghen, leeringhen, ghebeden ende lofsanghen
(1598)–Leenaert Clock– Auteursrechtvrij
[pagina 6]
| |
Het eerste is een vermaen-Liedeken, om t’herte voor heen te bereyden, claegh, danck, ende vermaen-Liedekens te singhen.Op de wijse: Verblijdt u lieve Christen ghemeyn, ofte, Het is dat heyl ons comen hier, etc.
Ga naar margenoot+Als wy tot sanck gheneghen zijn
Ga naar margenoot+Ons [heer] Godt t’openbaren,
Ga naar margenoot+Soo laet ons doch daer teghen sijn
Ga naar margenoot+Stellen des herten snaren,
Ga naar margenoot+Op dat t’ghene ons ziele queelt,
Ga naar margenoot+Iae wordt ghesonghen en ghespeelt,
Ga naar margenoot+Comt voor Godt der heyrscharen.
Ga naar margenoot+T’hert moet vooral wel zijn bereyt
Om recht voor Godt te singhen,
Ga naar margenoot+Comende voor sijn Majesteyt
Ga naar margenoot+Claeghliedekens te bringhen,
En om den Heer te Ga naar margenoot† roepen aen,
Ga naar margenoot‡Dit moet met aendacht zijn ghedaen,
Ghewendt van Aerdsche dinghen.
Ga naar margenoot* Soud’ rauwelijck tot dier stondt
Ga naar margenoot+T’ghemoedt moet zijn verslaghen,
Ga naar margenoot‡Vernedert, en van herten grondt
Ga naar margenoot+Leert voor de zonden draghen,
Ga naar margenoot+Als ons Herp soo inwendich clinckt
Ga naar margenoot+Int ghen’ dat men voortbrengt en singht,
Soo salt Godt wel behaghen.
Ga naar margenoot+Hier toe behoort voor al noch meer
Ga naar margenoot+Een begheerte int gronden,
Om te bidden van Godt den Heer
Ga naar margenoot+Quijtscheldinghe van zonden,
Ga naar margenoot+Vrysprekinghe van der misdaet,
Ga naar margenoot+En onsen boosen leven quaet
Ga naar margenoot+Daer wy in zijn bevonden.
Ga naar margenoot+Een vast gheloof hoort oock daer by
| |
[pagina 7]
| |
Dat Godt (vol van weldaden)Ga naar margenoot+
Ons voor Christum wilt maken vry,Ga naar margenoot+
En van zonden ontladen,Ga naar margenoot+
En dat hy noch wil boven dit
Ons bloet-root zouden wasschen witGa naar margenoot+
Wt louterer ghenadenGa naar margenoot+
Vastlijck men oock voornemen moetGa naar margenoot+
Die zonden te verlaten,
En gheven hem tot ware boet, Ga naar margenoot+
Het oude leven haten,Ga naar margenoot+
Tot goed-doen hem begheven stil,Ga naar margenoot+
Wie claeghliedekens singhen wil
Moet dit ter herte vatten.
Pause.
Als wy Godt sullen loven schoon,
En hem danckelijck prijsen,Ga naar margenoot+
Soo moet ons hert, ghemoet en toonGa naar margenoot+
In den Hemel oprijsen,Ga naar margenoot+
T’hert, ziel en gheest moet zijn ontbloot,
Dat het ons lippen roeren doet, Ga naar margenoot+
Ons dancklijck te bewijsenGa naar margenoot+
Gods goetheyt die moet zijn betracht,Ga naar margenoot+
Die hy eerst heeft bewesen,
En kenlijck aen ons heeft volbracht,
Sal ons lof zijn ghepresen,
Bevindt ghy gheen goetdaet van Godt,
Soo ist loven van u schier spot,Ga naar margenoot+
Claeght liever, bangh, met vreesen.
Die nu den anderen vermaentGa naar margenoot+
Int singhen hoogh verheven,Ga naar margenoot+
Gae door den wegh te recht ghebaent
In een ghehoorsaem leven,
Hier toe (Heer) ons begeerte streckt,
V eer en prijs opghevenGa naar margenoot+
Bereydt ons hert, maeckt ons bequaem,
Reyn lippen gheeft ons t’samen,Ga naar margenoot+
Op dat wy nu, O Godt eersaem,
| |
[pagina 8]
| |
Recht singhen nae ‘t betamen,
En dat den toon van onsen sanck
Ga naar margenoot+Mach hebben in den Hemel clanck,
Tot uwer eeren, Amen.
|
|