Het groote liede-boeck
(1625)–Leenaert Clock– AuteursrechtvrijOp de wyse: van den 8. Psalm. O onsen God een Heer seer hoog ghepresen.
DER goetheyt Gods, laet ons ghedachtich wesen,
Om sijn weldaet, die hy bewijst in desen
Aen ons sijn schepselen seer menichtfout,
Die beyd' ons ziel en 'tlichaem onderhout.
RYCKlijck heeft hy ons nu laten versaden,
Met het Woordt sijnder Godlijcker ghenaden
Hy wil het oock doch nu maken vruchtbaer
Daetlijck te samen in ons alle gaer.
Even als hy sijn gonst ons doet bewysen
Soo laet ons hem dancken, loven en prysen,
O Heere Godt ghy die voldadich zijt
Vwen Name moet zijn ghebenedijdt.
VERToeft doch niet ghy Hemelsche heerscharen,
Laet ons doch nu t'samen Gods lof verclaren,
| |
[Folio Fff4v]
| |
O ghy goediche barmhertighe Heer,
V behoort doch alleen lof, prijs en eer.
Salicheyt, macht en cracht hoort men namen
Heylige Godt, versterckt ons doch te samen,
En leyt ons soo stadich met uwer handt
Wt dit jammerdal int Hemelsche Landt.
|
|