Het groote liede-boeck
(1625)–Leenaert Clock– Auteursrechtvrij395. Een Ghebedt-liedeken, voor die swacke jeucht in't lichaem om te vercryghen inwendighe cracht totter salicheyt.
| |
[Folio Ccc7r]
| |
Hebben daer in gheneucht,
In u goet welbehagen Nu voortaen al mijn dagen,
Kiesen geen ander vreucht.
Instort my Heer ghenadich
Vwen heyligen Gheest Dat hy my zy beradichGa naar margenoot+
Hier in dit wildt foreestGa naar margenoot+
My sterck maeck onbevreest, Dat ick die
mach bestryden Die mijn ziele benyden
Heer, mijn helper weest.
Gantsch schoon doet nu vertoghenGa naar margenoot+
Des weerelts yd'len stant Sy worden al bedrogenGa naar margenoot+
Die haer lief hebben, want
Sy worden u vyant Heer, leertse my verachten,
Overwinnen met crachten
Hier tot biedt my de handt.
En tegen 'svyants krielen
Die altijt gaet om my, Mijn ziele te vernielenGa naar margenoot+
Gaeft dat ick ick sober zy,
En wacker oock daer by Door het gheloof aendachtich
Leert my wederstaen crachtich
En overwinnen vry.
Ia leert my Heer bedwinghen
Mijn eygen vleesch en bloet, Desen camp te volbringenGa naar margenoot+
My doch nu bystant doetGa naar margenoot+
Men 'tlichaem temmen moet,
Door u sal ickt vermoegen V hulp wilt my toe voegen
Daer in u Heere spoet.
Alst soo sal zijn ghestredenGa naar margenoot+
Soo is die croon bereyt, En dan salmen met vredenGa naar margenoot+
Leven, vry sonder leyt
Wt genaden voorseyt, Die Godt nu laet aen biedenGa naar margenoot+
Rijcklijck voor alle lieden
Door sijn barmherticheyt.
Christo als ghy sult loonenGa naar margenoot+
Die uwe na 't betaem En met ghenade croonen,
Die u zijn aenghenaem:
| |
[Folio Ccc7v]
| |
Maeckt my dan oock bequaem,
Ga naar margenoot+Dat ick mach sonderlingen, Het nieu Liedt
Ga naar margenoot+helpen singen Op Syons bergh vreuchtsaem
O goede Godt ghepresen
Die in den Hemel zijt, Wilt doch mijn helper wesen
My soo ghebenedijdt,
Door Christum nu ter tijdt
Dat ick mach wel beginnen, Voort gaen, en
overwinnen Hier in mijns levens strijdt.
Bestandich wilt my maken
En willich int voort gaen, Recht by u te geraken
Ga naar margenoot+Over die smalle baen
Door d'enghe poort bestaen
Hier met gewelt te dringen, V cracht wil my omringen
V goetheyt my omvaen.
Swack ben ick Heer van leden
So u dat is bekent, Siet op my hier beneden
Weest mijn verstercker jent Als mijn reys'
is volendt, Dan gunt my Heer te comen,
By u en alle vroomen
Boven in s'Hemels tent.
|
|