Het groote liede-boeck
(1625)–Leenaert Clock– AuteursrechtvrijOp de wyse: Die reyn liefde vyerich: ofte, Venus Ghy Goddinne.
Ga naar margenoot+STerckt Heere mijn betrouwen,
Ga naar margenoot+Hebt doch op my acht Wilt my doch aenschouwen
Sterckt my deur u cracht
Want al mijn vermoghen,
Ga naar margenoot+En is sonder u gantsch niet, Wilt my hulp
toe voeghen Want ick ben swack als een riet.
Ach die my beswaren
Ga naar margenoot+Zijn sterck, onsichtbaer, Schalck en wel ervaren,
Over menich jaer,
Ga naar margenoot+Stadich sy bestryden Om my gaende nacht en dach,
Weest aen mijnder zyden
Dat ick overwinnen mach.
Rust en is te vinden,
Ga naar margenoot+In dit leven Heer, Want veel quade winden
Ga naar margenoot+Waeyen even seer, Soud' u hulp uyt blyven
Soo moesten wy t'onder gaen
Maer deur u verstyven,
Moghen wy seer vast bestaen.
Alsoo wy onmachtich
Totten goeden zijn Soo zijn wy, 'tis clachtich,
| |
[Folio Bbb1r]
| |
Ten quaden met schijn,Ga naar margenoot+
Van der jeucht ghenegen, Heel vervult met onverstant,Ga naar margenoot+
Heer, laet u beweghen,
Biedt my doch u milde handt.
Recht nu wy beginnen,
Aen te verden 'twerc, Wilt ons om verwinnen,
Crachtich maken sterck,
Door uwen geest goedich, 'Tis u hant die't
wercken moet, Helpt my Heere spoedich,Ga naar margenoot+
En neemt my in u behoet.
Vwe goetheyt stadich,Ga naar margenoot+
Leert betrachten my, Wijs en wel beradich
Daer op bouwen vry,Ga naar margenoot+
Want sy is oneyndich, Tegen het menschlijc geslacht,
Heer, leert my bestendich,
Daer op bouwen dach en nacht.
Tot uwen ontfermen,Ga naar margenoot+
Laet my zijn gekeert Dat ghy wilt erbermen
Elcken die't begeert,
Het blijckt t'allen tyden, Dat ghy Heere zijt bereyt,Ga naar margenoot+
Wilt mijn hert verblyden,
Met uwer barmherticheyt.
Ghy doet ons beminnen,Ga naar margenoot+
Met wercken en daet Leert my dit versinnenGa naar margenoot+
Dat ment mercken gaet,Ga naar margenoot+
Ghy die ons ginckt schincken, In der noot
u lieve kindt, Leert my Heer ghedincken
Dat ghy my nu noch bemint.
En Heer uwer waerheyt,
My betrouwen laet, Dat sy vast in claerheyt
Eeuwelijc bestaet Dat ghy Heer wilt wesen
Onsen hulper over al, Alsmen u tot desenGa naar margenoot+
Vierentlijck aen roepen sal.Ga naar margenoot+
Recht leert my betrachten,
Vwe wijsheyt groot Met betrouwen achtenGa naar margenoot+
Dat ghy onsen noot,Ga naar margenoot+
| |
[Folio Bbb1v]
| |
Ga naar margenoot+Wijslijck sult voor comen, En die sorge voor
ons draecht, Neerstich t'mijnder vroomen,
Dat ick niet en word' versaecht.
Sterck is u handt dadich
Dese te verslaen, Die my onghenadich
Nu bestryden gaen, Heer in al des saken
Ga naar margenoot+In my het mistrouwen blust,
Ga naar margenoot+'Tsal mijn ziel vermaken
En mijn hert in u gherust.
|
|