Het groote liede-boeck
(1625)–Leenaert Clock– Auteursrechtvrijop de wyse: van den 116. Psalm. Ick heb den Heer lief.
Ga naar margenoot+TRoulijck wilt doch, o lieve Heere goet,
Van uwen vyere in mijn hert ontsteken,
Dat het mach vernielen alle ghebreken
En oprechten tot deuchde mijn ghemoet.
Ga naar margenoot+Ras can het natuyrlijck vyer werpen neer,
Ga naar margenoot+Alle groote hooghe verheven dinghen,
Ga naar margenoot+Alsoo laet u vrees (lief Heer) in my bringhen,
Ga naar margenoot+Rechte ootmoedicheyt na u begeer.
Ia het vyer maeckt murwe en het versmelt
Laet mijn hert beweghen tot medelyden,
Ga naar margenoot+Metten weenende weenen en verblyden,
Als ick mijn hert soo vind vermurft ghestelt.
Ga naar margenoot+Noch geeft het vyer, het claer schynende licht,
V wetenschap wil my oock soo verlichten,
Ga naar margenoot+En uyt der duysterheyt gheheel oprichten,
Ga naar margenoot+Dat ick recht wandele voor u ghesticht.
Ga naar margenoot+Constich droocht het vyer en can maken sterc
Ga naar margenoot+Wilt my o Heere uwer sterckheyt gheven,
Ga naar margenoot+Dat ick door uwen Gheest so word' gedreven
Om te doen u welbehagelijck werck.
Ga naar margenoot+Ooc scheyt het vyer hier den schuym van het gout,
Ga naar margenoot+So leert my d'aertsche van 't hemelsche scheyden
Door uwe gaef des raets leert my arbeyden
Begaeft my doch daer mede menichfout.
Ga naar margenoot+Roost wort nu hier verteert deur des vyers brant,
| |
[Folio Zz7r]
| |
Den geest des verstants wilt my geven HeereGa naar margenoot+
Dat ick wat Godlijck zy recht kennen leere,
Totten gheestlijcken reynicht mijn verstant.
Natuyrlijc opwaerts dit vyer stadich treckt,Ga naar margenoot+
Door u wijsheyt, geeft my 'themels te smakenGa naar margenoot+
Wat boven is my daer in te vermaken,Ga naar margenoot+
En des ghesint te zijn gheheel perfeckt.Ga naar margenoot+
Eenen soeten windt laet wayen daer in,
Dat dit vyer nu mach branden onbesweken
En mijn ghemoet daer met so word' ontstekenGa naar margenoot+
Tot dat ick Heer na u behaghen bin.Ga naar margenoot+
Laet den verkeerden windt doch houden stilGa naar margenoot+
Die dit vyer wil uytblasen t'myner schandenGa naar margenoot+
O lieve Heer ick stae in uwen handen,
My te bewaren dat zy uwen wil.
In u goetheyt wil ick betrouwen dan,Ga naar margenoot+
Dat ghy dit vyer in my dus sult ontfinckenGa naar margenoot+
Ghy die ons uwen lieven soon ginct schincken
Zijt oock de geen die dit volbrengen can.Ga naar margenoot+
Soo wil ick nu lief Heer dultmoedich zijnGa naar margenoot+
En uwe hulp met lijtsaemheyt verwachten,
Op mijn begeeren wilt doch Heere achten,
Vertoont my doch u lieffelijck aenschijn.
|
|