Het groote liede-boeck
(1625)–Leenaert Clock– AuteursrechtvrijOp de wyse: Gheeft my te drincken nae mynen dorst, etc.
Ga naar margenoot+GHY IONGHE IEVCHT INT TESSELLANT,
Ga naar margenoot+Vergadert nu in 'sHeeren Name,
Ga naar margenoot+Zijnde in synen hof gheplant,
| |
[Folio Pp4r]
| |
Als ledekens Christi eersame,
Door eenen Gheest tot een lichame,
Ghedoopt int roode bloet Christi,
Och mocht ghy op wassen bequaeme,
DIT WORT V GEWENSCHET VAN MY.Ga naar margenoot+
Leeft dat ghy een volcomen manGa naar margenoot+
In d'ouderdom Christi meucht wesen,Ga naar margenoot+
Wy moeten die proeve hier van, Nemen naerGa naar margenoot+
die Schriftuyr gheresen Elck proef oft hy
mach zijn gepresen, Dat hy die aldersnootste is,
By hem selven verneert in desen,Ga naar margenoot+
'Tis een teken van wassen wis.Ga naar margenoot+
En waer die moedicheyt noch blijft,Ga naar margenoot+
Daer gaet 'twesen Christi verlooren,Ga naar margenoot+
Proeft oft ghy oock (int hert verstijft)
Neerstich zijt om Gods Woordt te hooren,
Dit spijst den nieuwen mensch vercooren,
Het maeckt het sterck en wel ghemoet,
Als die de spyse nu orbooren,Ga naar margenoot+
Wassen en groeyen metter spoet.Ga naar margenoot+
Naer datmen spyse niet en hout,
'Tis een teken dat men moet sterven,
Wie Gods Woordt vergeet en verflout,
Sal aen den nieuwen mensch bederven,
En gantsch geen opwassen verwerven,Ga naar margenoot+
Der zielen spyse is Gods Woordt,Ga naar margenoot+
Wie dat verlaet, wat sal hy erven,Ga naar margenoot+
Want daer deur comt het groeyen voort.
Als het castyden u behaecht,Ga naar margenoot+
En ghy dat geerne gaet ontfanghen,Ga naar margenoot+
En d'onderwysen geern verdraecht,Ga naar margenoot+
Ia oock hier aen neemt met verlanghen
Dat sal doen groeyen uwe ganghen,
Sullen daer deur worden heel recht,
Maer vermijdt ghy dit om 'tverstranghen,
| |
[Folio Pp4v]
| |
Ga naar margenoot+Ghy sult blyven onnutte knecht.
Ga naar margenoot+Recht oft Godt voor u ooghen stont,
Ga naar margenoot+Als u rechter wilt altijdt achten,
Ga naar margenoot+Die siet al u doen in den gront,
Ga naar margenoot+Vrienden waert soo men soud hem wachten
Voor zondighen oock in ghedachten,
Daerom hem altijdt voor u stelt,
Wilt sijn heylighe vrees betrachten
Soo sult ghy groeyen als een helt.
Ga naar margenoot+Toesiet dat Christi lyden groot,
Ga naar margenoot+Oock in u herte word' ghedraghen,
Ga naar margenoot+En daer bedocht gheheel devoot
Ga naar margenoot+Hoe deerlijck dat hy is gheslaghen,
Ga naar margenoot+Ons te verlossen van den plaghen
Die wy schuldich waren te mael,
Bedencken wilt dit alle daghen,
'Tsal u doen groeyen principael.
Cloeck siet toe dat u herte niet
En zy verdeelt en wijt verspreyden,
Ga naar margenoot+Alst water dat over 'tLandt vliet,
Ga naar margenoot+Dat vermindert sonder verbeyden,
Ga naar margenoot+Huyd' 'themels, morghen d'aertsch bereyden
Ga naar margenoot+En wesen veelderley ghesint,
Ga naar margenoot+Van den aertschen moet men af scheyden,
'Themels soecken als Gods lief kindt.
Laet varen die cleynmoedicheyt,
Ga naar margenoot+Sy is schadelijck int vermeeren,
Ga naar margenoot+Vertrout op 'sHeeren goedicheyt,
Ga naar margenoot+Die soo haer hope tot hem keeren,
Ga naar margenoot+Die sal hy helpen nae 'tbegeeren,
Ga naar margenoot+Hy gheeft elcken wat hy behoeft,
Dit is het toesegghen des Heeren,
Ga naar margenoot+Hy heeftet vastelijck beloeft.
Ga naar margenoot+Och dat ghy mocht standtvastich zijn,
Ga naar margenoot+En niet met alle winden waeyen,
En u wesen nae Christum fijn,
| |
[Folio Pp5r]
| |
Altijdt schicken 'troer derwaerts draeyen,
Al moest ghy in die doornen bayen,
Wat schaet het alst sal zijn ghedaen,
Als ghy met Christo (om verfrayen,Ga naar margenoot+
Meucht namaels in die vreuchde gaen.
Cort hout u woorden en den mont,Ga naar margenoot+
Wilt doch nu wyselijck bewaren,
Want anders wort het hert deurwontGa naar margenoot+
En 'tbrenght die ziele int beswaren,Ga naar margenoot+
Die nieu mensch en can niet vergaren,Ga naar margenoot+
Noch opwassen soo dat behoort,
Weest snel om hooren naer 'tverclaren,
Langhsaem int spreken onghestoort.Ga naar margenoot+
Kent alle dinck met onderscheytGa naar margenoot+
'Tis den oorspronck der deuchde t'samen,Ga naar margenoot+
En wacht u noch voor ydelheyt,Ga naar margenoot+
Roockeloos te zijn wilt u schamen,Ga naar margenoot+
Doet alle dinghen naer 'tbetamen,Ga naar margenoot+
En wat ghy doet leyt Christum mee,
Dat ghy alle dinghen meucht ramen,
Wtrechten so hy voormaels dee.
VAET DOCH HET VERSTANT allegaerGa naar margenoot+
Proeft oft ghy ernst hebt in u saken,Ga naar margenoot+
En medelydich zijt voorwaer,Ga naar margenoot+
Met den naesten, hem te vermaken,Ga naar margenoot+
En condt tot liefde Gods gheraken,Ga naar margenoot+
En int lyden verduldich zijt,Ga naar margenoot+
En condt segghen in lydens smaken,Ga naar margenoot+
Gods Naem moet zijn ghebenedijdt.
WAST SOO AENT WESEN CHRISTI net,
Dit zijn teyckenen der volcomen,Ga naar margenoot+
Voor Gode is nu mijn Ghebedt,
Dat hy't u gheve t'uwer vromen,
Zijt seer ghegroet nu sonder schromen,
Van my hier mee, neemt dit in danck,
| |
[Folio Pp5v]
| |
Gods groote ghenae uytghenomen,
Sterck u daer in u leven lanck.
|
|