Het groote liede-boeck
(1625)–Leenaert Clock– AuteursrechtvrijOp de wyse: van den 88. Psalm, Heer die my dus langh hebt behoet.
CORtlijck besonnen wel ghemoet,
Wil ick u in mynen Godt verhoghen,Ga naar margenoot+
Ghy zijt een Coninck int vermoghen,Ga naar margenoot+
Mijn ziel moet uwen Name goet,Ga naar margenoot+
Dancken, prysen en u daer bovenGa naar margenoot+
Alle daghen jae eeuwigh loven.
NEemt ghy (die groot zijt) dit doch aen,Ga naar margenoot+
Ghy zijt hooghloflijck onghemeten,
V grootheyt en is niet te weten,
Wt te dencken noch te verstaen,
V wercken al te groot om gronden,
Gaet men tot alder tijt verconden.
LIeflijck zijn uwe daden groot,
V vrientlijckheyt en recht in desen,
V ghenadich barmhertich wesen,Ga naar margenoot+
Lanckmoedicheyt en goetheyt bloot,
V moet men loven met verblyden,Ga naar margenoot+
Over u wercken t'allen tyden.Ga naar margenoot+
Soo dat de name wordt gheeert,
Vws Coninckrijcks in groote machte,
En uws ghewelts deur 'tgantsch gheslachte,Ga naar margenoot+
Maer u barmherticheyt vermeert,
Is over alle uwe wercken,
Ghy zijt goedich, en laet dat mercken.
IErstlijck wilt my mijn Godt en Heer,
| |
[Folio Nn1v]
| |
Ga naar margenoot+Door Christum doch nu zijn beradich,
Ga naar margenoot+En verhoort mijn ghebedt ghenadich,
Ga naar margenoot+Nu ick u bidde met begheer,
Ga naar margenoot+Die heylich zijt en sonder ende.
Ga naar margenoot+Regeert mijn herte ick ben swack,
O lieve Heer wilt my verstercken,
Datmen u cracht in my mach mercken,
Om u werck te doen met ghemack,
Ga naar margenoot+Ick ben hongherich wilt my spysen,
En my u gonste soo bewysen.
Onder u macht ontfanghen zijt,
Ga naar margenoot+Als van den Herder, al die leven
T'spysen, dit wordt haer nu ghegheven,
Ga naar margenoot+Van uwer handt ter rechter tijdt,
Ga naar margenoot+Want watter leeft, Heer, onder allen,
Dat vervult ghy met welghevallen.
Nu roep ick Heer uyt 'shertsen gront,
Ga naar margenoot+Weest nae by my aen alle zyden,
Ga naar margenoot+Toont my u jonste om verblyden
Weest ghy mijn vreuchde t'aller stont,
Ga naar margenoot+En mynen troost oock daer en boven,
Ga naar margenoot+Soo u woordt my dat gaet beloven.
Ga naar margenoot+In uwe handt beveel ick my,
Voor 'svyants list wilt my behoeden
Dat hy doch deur sijn schaedlijck woeden,
My en vervoere t'ghenen ty,
En in sijn stricken opghehanghen,
Ga naar margenoot+Ick ymmers niet en word' ghevanghen.
Maer dat ick mach hemels ghesint
Worden, blyven al mijn daghen,
En my naer u goet wel behaghen,
Bewysen als u lieve kindt,
Ga naar margenoot+Om dat ghy Heere zijt soo goedich,
En my te helpen even spoedich.
Vonde ick dit by my te recht,
| |
[Folio Nn2r]
| |
Door 'tgheloove int hert besloten,Ga naar margenoot+
Met u ghenade overgoten,Ga naar margenoot+
En versegelt by uwen knecht,Ga naar margenoot+
Door uwes heylghen Gheestes crachten,Ga naar margenoot+
Hoe soud ick rechten mijn ghedachten.Ga naar margenoot+
Soo dat mynen mondt nae 'tbetaem,
Vwen (lof Heer) soud uytverconden
Volherdende tot alle stonden,Ga naar margenoot+
Ghebenedyen uwen Naem,
Daerom bidden wy nu te samen,
Laet dit deur Christum worden, Amen.
|
|