Het groote liede-boeck
(1625)–Leenaert Clock– Auteursrechtvrij
[Folio Mm3r]
| |
Op de wyse: van den 37. Psalm: Quelt u daer met niet, etc.
BARmhertich God wanneer sal ic gerakenGa naar margenoot+
En verschynen voor u lieflijck aenschijn,Ga naar margenoot+
En my daer met lust en vreuchden vermaken,
Gantsch onghehindert deur het aertsch gepijn
O Heere deur uwe goetheyt ghepresen,Ga naar margenoot+
Mijn schepper, wilt doch mijn berader zijn.
THOont my, laet blijcken Heere uytgelesen
Vwe goetheyt, alsoo ghy hebt ghedaen,Ga naar margenoot+
Doen ghy mijn schepper, versorger wout wesen
En saecht mijn (armen) met ghenaden aen,Ga naar margenoot+
Doen ick verduystert liep onder 'tbeswaren,Ga naar margenoot+
Laet ghy my uwe schoon claer licht opgaen.Ga naar margenoot+
LOflijck ginck u liefde haer openbaren,Ga naar margenoot+
Doen ghy sendet Christum u lief kindt
Om ons als uytvercooren te vergaren,Ga naar margenoot+
Daer in hebt ghy my boven maet bemint,
In uwen Soon dien ghy voor my ginct geven
Het was die grootste liefde diemen vindt.
MEn mach u nemmermeer, Heer, in dit leven
Daer voor genoech dancken t'eeniger stondt,Ga naar margenoot+
Ghy grootmachtighe seer heerlijck verheven
Moet ghy worden al uyt mijns herten grondt
Gheensins en can ick u ghenoech gheprysen,
Noch hooch beroemen, Heer, met mynen mont.
V Soude billijck nu eere bewysenGa naar margenoot+
Alle mijn doen en laten groot en cleen,
Want ghy zijt ooc die my dagelijcx doe spysen
Met nootdrufte in dit leven ghemeen,
Begaeft ghy my oock (o mijn God vercooren)
Het is u goetheyt, die dit werckt alleen.
HVYden com ic voor u God na 'tbehoorenGa naar margenoot+
En belyde die over groote schult,Ga naar margenoot+
Mijnder ondanckbaerheyt laet uwen tooren
Niet uytbreken, deur mijn daden vervult,Ga naar margenoot+
| |
[Folio Mm3v]
| |
Ga naar margenoot+Maer wilt u, Heere, over my ontfermen,
Leert my betrouwen, dat ghy dat doen sult.
GENeghen gaeft ghy my deur u erbermen
Ga naar margenoot+Vwen Soon doen ick noch u vyandt was,
Sout ghy dan nu niet verhooren mijn kermen
So hy my deur syne wonden genas
Ga naar margenoot+So wilt ooc nu (door hem) mijn schult vergeven,
En my oprechten, Heere, wel te pas.
Ga naar margenoot+VAN my en wijc u goetheyt (Heer verheven)
Ga naar margenoot+Nu nimmermeer in mynen ouden dach
En nu mijn aerdtsch lichaem begint te beven
En mijn cracht af neemt soo't den ouden plach
Ga naar margenoot+Laet my een nieu hemelsche cracht vergaren,
Dat ick int goe volstandich blyven mach.
Ga naar margenoot+BANCKEN laet my by u heyligen scharen
Daermen des levens croon ontfanghen sal,
Ga naar margenoot+Vwen goeden Geest, Heer, wil my bewaren,
Ga naar margenoot+Gheleyden so hier in dit aerdtsche dal,
Ga naar margenoot+'Tmoet Heer u werck zijn, dat ghy sult becronen
Heerlijck, aen u uytvercooren ghetal.
|
|