Het groote liede-boeck
(1625)–Leenaert Clock– AuteursrechtvrijOp de wyse van de neghen Soldaten, tot Randenroy ghevanghen.
VVIlt doch nu hooren singhen
Een corte nieuwe Liedt, Dat ic ons
sal voortbringen, 'Tzijn wonderlijcke dingen
De Weerelt acht des niet.Ga naar margenoot+
De Weerelt int verstranghenGa naar margenoot+
Die leydt in grooter noot, Sy heeft haer seerGa naar margenoot+
verganghen, De vyandt houtse ghevangen,Ga naar margenoot+
Ghevanghen tot der doodt.
Hy houtse vast ghebonden
Met synen wille quaet,Ga naar margenoot+
| |
[Folio Hh5v]
| |
Met den stricken der zonden, Och mocht sy't
Ga naar margenoot+recht deurgronden Waer datse henen gaet.
Ga naar margenoot+In allen haren wesen
Is niet dan ydelheyt, In hoochmoedt seer geresen
Sy schaemt haer niet in desen,
Soo seer is sy verleyt.
Ga naar margenoot+Sy suypen en sy vreten,
Ga naar margenoot+Sy tieren also dol, Gods wil die wordt vergeten,
Ga naar margenoot+Den willen sy niet weten,
Ga naar margenoot+Al boosheyt zijnse vol.
Ga naar margenoot+Sy wennen haer int lieghen,
Ga naar margenoot+By haer is haet en nijt, Sy steelen, rooven, kriegen,
Malcanderen bedrieghen
En aen doen groote spijt.
Hoe can ment al vertellen
Wat nu ter tijdt gheschiet, Hoe sy haer nu
Ga naar margenoot+verstellen, Tot den Afgods ghesellen,
Ist niet een groot verdriet.
Noch willen sy haer roemen
Ga naar margenoot+Dat sy goe Christen zijn, Gods Wet salse verdoemen
Ga naar margenoot+Dat sy te sterven comen
Ga naar margenoot+Al in der Hellen pijn.
Daer sy dan moeten sterven
Ga naar margenoot+Den langen tijt voorwaer, En eeuwichlijck bederven,
En geen ghenaed' verwerven,
Dat lyden valt te swaer.
Elck wil dit deurgronden,
Ga naar margenoot+En crygen eenen schrick, En houden op van zonden,
Ga naar margenoot+So wordt hy dan ontbonden
Ga naar margenoot+Al van des Duyvels strick.
Ga naar margenoot+Die sijn macht breeckt te samen,
Ga naar margenoot+Is Christus triumphant, Die riepse al met namen,
Ga naar margenoot+De creupelen en lamen,
Ga naar margenoot+Helpt haer met syner handt.
Och wilt u doch opmaken
Ghy arme Weerelt blent,
| |
[Folio Hh6r]
| |
Den tijdt begint te nakenGa naar margenoot+
Dat ghy soudt moeten smakenGa naar margenoot+
Het eeuwighe torment.Ga naar margenoot+
Wilt u van zonden keeren,Ga naar margenoot+
Neemt Iesum Christum aen, Sijn wesenGa naar margenoot+
wilt doch leeren, Soo sal de Heer der heerenGa naar margenoot+
V minnelijck ontfaen.
En nemen in ghenaden,Ga naar margenoot+
'Tis nu den tijdt bequaem, Wilt u niet lang beraden,Ga naar margenoot+
Oft ghy soudt deur 'tverspadenGa naar margenoot+
Niet worden aenghenaem.Ga naar margenoot+
Ghy jonghe domme zinnen,
Dit wel ter herten vaet, Wilt vroech by tijt beginnenGa naar margenoot+
Het leven te beminnenGa naar margenoot+
Dat nimmer en vergaet.
Wilt ghy het leven vatenGa naar margenoot+
Dat eeuwich sal bestaen, Moet ghy het u verlaten,Ga naar margenoot+
Met synen lusten haten,Ga naar margenoot+
Den nauwen padt in gaen.Ga naar margenoot+
Die Christus heeft ghetreden,Ga naar margenoot+
Wilt hem doch volghen naer, Op dat ghyGa naar margenoot+
doch u leden Besitten meucht met vreden
By de Enghelsche schaer.
Om de jeuchde te stichtenGa naar margenoot+
Die leght in blintheyt groot, Ginck ick dit
Liedeken dichten, O Heer, wiltse verlichtenGa naar margenoot+
Door u ghenade bloot.Ga naar margenoot+
Het is gheschiet int scheyden,Ga naar margenoot+
Adieu nu allegaer, Elck een wil hem bereyden
Den Heere te verbeyden
Al in de wolcken claer.
|
|