Het groote liede-boeck
(1625)–Leenaert Clock– AuteursrechtvrijNae de wyse: Waeckt op, waeckt op, 'tis meer dan tijdt, etc.
LAet ons met vreuchden een nieu Liedt,
Te samen vrolijck singen, Van 'tgene dat
Ga naar margenoot+ons is geschiet Want het zijn groote dingen.
Een tongh' dat niet uytspreken mocht
Ga naar margenoot+Dat ons is wedervaren, Gods goetheyt heeft
Ga naar margenoot+het by ghebrocht Wy mogent wel verclaren.
Ga naar margenoot+Ydel was ons leven ghelijck
In boosheydt boven maten: Maer Godes
Soon van Hemelrijc, Is ons comen te baten.
Ga naar margenoot+Siet den tijdt der onwetenheyt,
Ga naar margenoot+Heeft hy oversien goedich Met ons, en ons
Ga naar margenoot+een tijt bereyt, En ons beroepen spoedich.
Ga naar margenoot+Binnen het nieu Ierusalem,
Om daer eeuwich te woonen, Wy moeten ons
Ga naar margenoot+houden by hem, Het leven niet verschoonen.
Ga naar margenoot+Eens hebben wy 'tleven versaeckt
Ga naar margenoot+Ons hem overgegeven, En een verbont met
hem ghemaeckt, Eeuwich met hem te leven.
| |
[Folio V4r]
| |
Tot ghener tijdt en breeckt den bondt,
Maer blijft altijdt ghetrouwe, Bewijst uytGa naar margenoot+
uwes herten gront Dat ghy zijt sijn huysvrouwe.Ga naar margenoot+
Lust en begeerte in sijn huys,
Hebt doch altijt te comen, Het is beteeckentGa naar margenoot+
met het Cruys, Dat moet zijn opghenomen.Ga naar margenoot+
Al u verlanghen nu doch steltGa naar margenoot+
In de Hemelsche goeden, Met den aertschenGa naar margenoot+
u niet en quelt, Naer d'eeuwige wilt spoeden.
Maeckt in den Hemel eenen schat,Ga naar margenoot+
Die eeuwichlijck mach duyren, Op dat ghyGa naar margenoot+
meucht ghebruycken dat, In Ierusalems muyren.Ga naar margenoot+
Men mach de Croone niet ontfaen,Ga naar margenoot+
Men moet eerst trou volheerden, En IesumGa naar margenoot+
Christum hangen aen So langh men leeft op eerden.Ga naar margenoot+
Een goet begin met vryen moet,
Dat is een goet behagen, Maer het eynde des
levens goet Dat moet den last dan draghen.
Rust u mijn liefste in den Heer
En laet u lampen branden, Verslijt u tijt totGa naar margenoot+
Godes eer, So comt ghy niet tot schanden.Ga naar margenoot+
Ter eeren Gods heylighen Naem,
Heb ick dit Liedt ghesonden, Ons liev' Heer
make u bequaem, Dat ghy trou wort bevonden.Ga naar margenoot+
Seer lieflijck groet ick u hier mee,Ga naar margenoot+
Wilt myner doch ghedincken, Ick wensche u
des Heeren vree, Sijn Geest wil op u sincken.Ga naar margenoot+
|
|