Het groote liede-boeck
(1625)–Leenaert Clock– AuteursrechtvrijNae de wijse: D'où vient ce'a, ofte, Aenhoort o Godt van Israel.
HEere des Hemels staet ons by
Int ghen' dat wy aenveerden,
Op dat wy moghen alsoo vry,
Tot den eynde volheerden:Ga naar margenoot+
| |
[Folio O4v]
| |
Ga naar margenoot+Het is de liefde die het doet,
Dat ick dit Liedt gae dichten,
Ga naar margenootaIck wensch u Gods ghenade goet,
Ga naar margenootbDat sy u wil verlichten,
En dat sy u int vroom ghemoet,
Mocht stercken ende stichten.
Iesum Christum onsen Heylandt,
Ga naar margenoot+Hebt doch altijdt voor ooghen,
Die u soo lieflijck gaf de handt,
Boven s'Menschen vermoghen,
Ga naar margenoot+Op dat ghy hem soudt volghen naer,
Ga naar margenootcIn sijn voetstappen treden,
Ga naar margenootdWilt ghy by de Enghelsche schaer,
Eeuwich woonen in vreden,
Soo moet ghy daer in gaen voorwaer,
Want dat zijn Christi reden.
Ga naar margenoot+Liefste, wilt u hemels beroop,
Doch nemmermeer vergheten,
Ga naar margenoot+Maer wilt doch eenen goeden loop,
Ga naar margenoot+Loopen naer het vermeten,
En neerstelijck doch sorghe draeght,
Ga naar margenoot+Voor dat ghy moet bewaren,
In u ghemoet weest niet vertsaeght,
Laet u doch niet beswaren,
Op dat ghy niet en wordt gheplaeght,
Ga naar margenooteMet den quaden dienaren.
Laet Ga naar margenootfu dat wesen Christi fijn
Alle tijdt onderwysen,
Ga naar margenootgOp dat ghy meucht ootmoedich zijn,
Ga naar margenoothEn niet in hooghmoet rysen,
Ga naar margenootiHy heeft alleen den wil ghedaen,
Van synen lieven Vader,
Ga naar margenootkWy moeten op de smalle baen,
Wandelen allegader, Ick hoop' ghy sult het
wel verstaen, De Heer zy u berader.
Ga naar margenoot+In Christus rechte ouderdom
| |
[Folio O5r]
| |
Wilt doch verjubileren, Hy blijft soo tot denGa naar margenoot+
eynde vrom, Wilt soo perseveren,
Want int begin en is de Croon,
Des Levens niet gheleghen,
Ga naar margenootlMaer wie verwint, verstaet den toon,
Salse hebben vercreghen,
Ga naar margenootmDen avondt gheeft den vollen loon,
Och daer toe weest gheneghen,
Ghedencken Ga naar margenootnwilt doch aldermeest,
Wat ghy waert hier te vooren,
Ga naar margenootoWant ghy zijt sonder Godt gheweest
Ga naar margenootpNu zijt ghy Gods vercooren,
Ga naar margenootqWant Godt u den heylighen Gheest
Ga naar margenootrGhegheven heeft seer goedich,
Ga naar margenootsDie u versterckt in dit Foreest,
Ga naar margenoottMet trachten overvloedich,
Ga naar margenootvTe stryden teghen t'quade Beest,
Helpt hy u even spoedich.
Ga naar margenootaOp 'sHeeren toecomste subijt,
Ga naar margenootbWilt doch alle tijdt waken:
Ga naar margenootcAls die nu in den daghe zijt,
Ga naar margenootdWant hy comt snel ter wraken,
Ga naar margenooteWee haer die in de duysternis
Zijn dan tot dier stonden,
Ga naar margenootfAls haren tijdt verloopen is,
En worden quaet bevonden,
Ga naar margenootg'Twordt ondersocht, des zijt ghewis,
Want Godt cant al doorgronden.
Neemt Ga naar margenoothwaer den tijt, hy valt hier cleyn
En sal niet langhe dueren,
Wie hem versuymt, dat is certeyn,
Ga naar margenootiMoet dat eeuwich besueren,
Ga naar margenootkAls comt des Heeren grooten dach,
Moet hy gaen in het lyden,Ga naar margenoot+
Daer hy niet uytcomen en mach
Noch hem eens mach verblyden:
| |
[Folio O5v]
| |
Sijn pyne duyrt sonder verdrach,
De blijtschap moet hy myden.
'Tghene dat daer eeuwich sal zijn
Dat moet men hier bedencken,
Ga naar margenootlWel haer die van den nieuwen wijn,
Ga naar margenoot+Met Christo sullen drincken,
Ga naar margenoot+Hier boven in sijns Vaders Rijck,
Ga naar margenootoEn aen de Tafel eten,
Ga naar margenootnDen Enghelen worden ghelijck,
O wie cant afghemeten:
Ga naar margenoot+Maer wee die in der Hellen dijck,
Dan sullen zijn ghesmeten.
Ga naar margenoot+PAVLVS leert ons een schoone leer,
Hy seyt: wilt doch opwaken,
En zondicht nu voortaen niet meer,
Maer wilt nae goet-doen haken,
Want sommighe en weten niet
Van Godt, 'tis haer verborghen,
Daerom sy voor het groot verdriet
Haer leven niet besorghen:
'Tghelt haer ghelijck wat hier gheschiet,
Den avondt of den morghen.
Ga naar margenoot+DOCHTER goet van Ierusalem,
Een Princesse verheven,
Ga naar margenootoHebt lust in uws Bruydegoms stem,
Denckt ghy sult met hem leven,
Ga naar margenoot+Ghy zijt beroepen in sijn huys,
Om daer eeuwich te woonen,
Ga naar margenoot+Blijft ghy ghetrou sonder confuys,
Soo sal hy u dan loonen:
Ga naar margenoot+Volhert ghy soo onder het Cruys
Ga naar margenoot+Soo sal hy u daer croonen.
|
|