Het groote liede-boeck
(1625)–Leenaert Clock– AuteursrechtvrijOp de wyse: Mynen Gheest die heeft altijdt verlanghen, etc.
CHristlijck wilt uwen tijdt doorbringhen
Mijn lieve kindt, wat dat ghy doet,
Ga naar margenoot+En desen sanck aendachtich singhen,
Ga naar margenoot+Om te vertroosten u ghemoet.
Ga naar margenoot+Looft Godt voor al, die u dit Ga naar margenootaleven
Ga naar margenoot+Gaf, om te leven na sijn Leer,
En dat u noodich is, oock wil gheven
Te ghebruycken tot syner eer.
Als het nu is sijn welbehaghen,
Ga naar margenoot+Dat ghy moet draghen Evaes last,
So en wilt doch tot genen daghen,
Daer over claghen houdt u vast.
En wilt in het gheloove blyven,
Ga naar margenoot+En in der liefden manlijck fijn,
Ga naar margenoot+In heylicheyt, als d'eerbaer Wijven,
Ga naar margenoot+So sult ghy eeuwich zalich zijn.
Seyt Paulus, door het kinder-baren
Al verleyde het Wijf den Man,
Ga naar margenoot+Wilt het Gheloof ghetrou bewaren,
Ga naar margenoot+'Tis 'tghen' dat u behouden can.
Ga naar margenoot+Kent dat de Man is 'thooft ghepresen
Ga naar margenoot+Die sorghe voor het lichaem draeght,
Daerom wilt doch ghehoorsaem wesen,
| |
[Folio E7r]
| |
Stelt u so, dat ghy hem behaeght.Ga naar margenoot+
Een cuyssche wandel, reyn manierenGa naar margenoot+
Met sachten en met stillen gheest,Ga naar margenoot+
Wilt u so inwendich vercieren
Als men van vromen Wijven leest.
Neemt Saraas daedt doch voor een leereGa naar margenoot+
Wiens dochter ghy gheworden zijt,Ga naar margenoot+
Sy noemde haren Man een Heere,
Doet oock so wel in uwe tijt.
Tot deuchde sult ghy oock verwecken,Ga naar margenoot+
V kindren cleyn en groot ghelijck,Ga naar margenoot+
En die in Godes vres' optrecken
Naer Gods wil tot den Hemelrijck.
O Liefste, wilt dit wel versinnen
En wilt voor Gods leven eerbaerGa naar margenoot+
V Man en kinderen beminnen,
Dat ghy regeert, neemt trouw'lijck waer.
Niet isser dat u hier can letten,Ga naar margenoot+
So ghy na't goede altijdt staet,Ga naar margenoot+
Het Ga naar margenoot*hooft sal hem dan by u setten,
Met Leven, Leere, en met daet.
Iae als een behoeder vol eeren,
Van sijn lichaem dat hy bemint,Ga naar margenoot+
Sal hy u helpen en gheneeren,
Als sijn vleesche, dit wel versintGa naar margenoot+
Susterken goet, neemt dit int goede,
Van my, en houdt doch goede wacht,Ga naar margenoot+
En bidt voor my met den ghemoede,Ga naar margenoot+
Ghy sult oock van my zijn ghedacht.
|
|