Het groote liede-boeck
(1625)–Leenaert Clock– AuteursrechtvrijOp de wijse: O Syon, wilt u vergaren, etc.
Ga naar margenoot+ALs een lidtmaet des Heeren,
Ga naar margenoot+Christi ghebenedijt, Moet hem by u vermeeren,
Ga naar margenoot+Gods vred' tot aller tijt,
Ga naar margenoot+Ghenaed' moet u omgheven,
Ga naar margenoot+En oock barmherticheyt, En wat u dient
Ga naar margenoot+int leven, Tot sijner Majesteyt.
Ga naar margenoot+Troostlijck ick u vermaen,
Ga naar margenoot+Door dit cleyn vermaen, Dat ghy blijft op
Ga naar margenoot+de bane, Die Christus ginck voor aen,
Ga naar margenoot+Den Coninck aller eeren,
Ga naar margenoot+Wt Godt gheboren al, Die hem seer ginck
Ga naar margenoot+verneeren, Hier in dit aertsche dal.
Ga naar margenoot+Trouw weest doch nae 'tbehooren,
Ga naar margenoot+In uwen Christen staet, Als nieu zijnde gheboren,
Ga naar margenoot+Niet uyt verganckelijck zaet,
Ga naar margenoot+Wt onverganckelijcken Zade, deur Godes
Ga naar margenoot+woort, Dat het waer is laet blijcken,
Ga naar margenoot+Brenght doch goed' vruchten voort.
Als Conincx dochters pleghen,
Bedenckt u hoocheyt claer, Dat ghy nu hebt
Ga naar margenoot+vercreghen, Godt t'eenen lieven Vaer,
Die u soo ginck vercieren,
Ga naar margenoot+Met sijn behouden cleyt, Dat ghy in all' manieren,
Hem soudt wesen bereyt.
Dat cleedt hy u aendede
| |
[Folio C4r]
| |
Doe ghy waert arm en naeckt, Hy boot u aenGa naar margenoot+
den vrede, Denckt waer ghy zijt gheraeckt,Ga naar margenoot+
In sijn groot huys ghecomen,Ga naar margenoot+
Ia in het Hemelsch landt, Daer zijt ghy opghenomenGa naar margenoot+
Met sijner rechter handt.Ga naar margenoot+
En wilt dat niet vergheten,
Wat ginck uyt uwen mondt, Dat ghy u hebt
vermeten, Te houden sijn verbondt,
Met Iephtath wel ghepresen,Ga naar margenoot+
Hebt ghy u hem beloeft, Om gehoorsaem te
wesen Doch niet een ure toeft.
Liefste wilt doch bedencken
Den overgrooten loon, Die Christus u salGa naar margenoot+
schencken, In synes Vaders Throon,
Soo ghy na sijn begeeren,
Nu leeft u leven lanck Wilt u van hem niet
keeren, Maer seght hem lof en danck.
Ia gaet den Heer te moeten,Ga naar margenoot+
V Lamp bereyt met spoet, Treedt oprechtGa naar margenoot+
op uwen voeten, Voor hem met blijden moet,Ga naar margenoot+
Met opgheschorten lendenGa naar margenoot+
Laet het Licht lichten claer, Wilt doch aenGa naar margenoot+
allen enden, Ws levens nemen waer.Ga naar margenoot+
Nemmermeer wilt vertsaghenGa naar margenoot+
Aen Gods ghenade groot,Al leyt de vyandtGa naar margenoot+
laghen, Door menighen aenstoot,Ga naar margenoot+
'tGheloof wilt vast behouwen,Ga naar margenoot+
Ghetrou is Godt de Heer, Wt alle swaer benouwen,Ga naar margenoot+
Helpt hy na syner leer.
Gods ghenade seer goedich,
Wilt oock vergheten niet, Doet oock goet overvloedich,Ga naar margenoot+
Want het Christo gheschiet,Ga naar margenoot+
Datmen doet aen den synen,
Neemt dit int goe van my,
Godt gheef u te verschynen
Voor hem met herten blij.
|
|