Het groote liede-boeck
(1625)–Leenaert Clock– AuteursrechtvrijOp de wyse: Van Hendrick Verstralen. Ofte, Swinters Somers even groen.
ALs ick lach in mijn ghedachten,
En verheucht in mijn ghemoet,
Wiste dat ghy soudt verwachten
Van my een lieflijcke groet, So heb ickt niet
connen laten, V dit Liedt te dichten saen,
Dat ghy't soudt in goeder maten
Neerstich overlegghen gaen.
Voor een vriendelijcke groete
Ga naar margenoot+Wensche ick u Godes vre,
Dat ghy meucht als een devote
Neerstich zijn naer d'oude ze, Doe ghy uyt
Babel zijt comen, En die waerheyt hebt bekent,
Ga naar margenoot+Voor Godts kindt zijt opghenomen
Ga naar margenoot+Int Hemelsche regiment.
Ga naar margenoot+Cloeck weest doch in u beroopen,
Ga naar margenoot+En bewijst u neerstelijck,
Ga naar margenoot+Om die baen te recht te loopen, Tot ghy comt
Ga naar margenoot+int Hemelrijck, Wilt tot geener zyden wijcken,
Ga naar margenoot+Om 'tgen' dat hier voor u staet,
Ga naar margenoot+Want het sal t'samen verblijcken,
Ga naar margenoot+Ia so als die roock vergaet.
| |
[Folio B6r]
| |
Kennen wilt u selven leeren,
Dat een mensch weynich vermach,
Daerom bidt den Heer der Heeren
Claeght hem u noodt nacht en dach,
Dat hy u te hulpen come, In u swackheyt
aldermeest, En u gheef tot uwer vrome,
Synen goeden heylighen Gheest.
Aen hem en wilt niet vertsaghen,
Maer u hope in hem stelt,Ga naar margenoot+
Door hem cont ghy't al verdraghen,
Waer med' dat ghy wordt ghequelt,
Die Helmet wilt doch bewaren, En het PansierGa naar margenoot+
oock hier by, Recht te doen sonder beswaren,Ga naar margenoot+
So sult ghy dan wesen vry.
En wilt oock doch niet vergeten,Ga naar margenoot+
Te behouden vast het Schildt, Vant' Geloove,
so wy weten, In Christo den Heere mildt,Ga naar margenoot+
Die ons maeckt gherecht van zonden,Ga naar margenoot+
Neemt den vyandt sijn ghewelt,Ga naar margenoot+
Wordt hier in heel vast bevonden,Ga naar margenoot+
Hoe de vyandt tiert oft schelt.Ga naar margenoot+
Liefde is den bandt vol trouwen,Ga naar margenoot+
Die een Christen hebben moet,
Om 'tgheweer by een te houwen
Daer naer volght het zweert Gods goet:
Dat neemt stadich in u handen, Tis des Heeren
weerde woordt, Die en comen niet tot
schanden, Die'volbrengen soo't behoort.Ga naar margenoot+
Eenen goeden loop wilt loopenGa naar margenoot+
Aen u voeten wel gerust, Dewijl' dat de deurGa naar margenoot+
staet open, Eer het licht werdt uytgheblust,Ga naar margenoot+
Dat ghy met den dwase MaeghdenGa naar margenoot+
Niet en soudt comen te spa,
Ten hielp haer niet wat sy claeghden,
Sy ontfinghen gheen ghena.
Finis is ghemeen het ende,
| |
[Folio B6v]
| |
Eer dat ick dat nu besluyt, So groet ick als
d'onbekende, V Lief, en u lieve spruyt,
Godt de Heer wil haer gheven,
Ga naar margenoot+Sijn ghenad' tot aller stont,
Op dat sy moghen beleven
Dat haer van my wordt ghegont.
Zijt den Heer van ons bevolen,
Ga naar margenoot+Bidt voor ons, dats mijn begeer, Dat wy
moghen onverholen Neerstich zijn in Christi
leer, En die so moghen verbreyden
Met woorden en wercken fijn,
En ons te samen bereyden
Te comen voor Godts aenschijn.
|
|