Moet Da Costa zijn vers voordragen?
Da Costa 18.11.1840
‘Heb dank voor Uwe letteren. Ik ontfing het vers in goede orde terug. Het was beloofd aan ChevallierGa naar voetnoot2) voor dezen avond en moet dan over Den Haag naar Rotterdam. - Nu werden wij bij PiersonGa naar voetnoot3) gevraagd, om het voor enkele leden der familie en anderen, voor te lezen. - Ik had er eerst veel tegen; vooral ook om de gevolgen van het een tot het ander. - Maar na een allervertrouwelijkst gesprek met dien besten broeder, werd het mij klaar, dat ik niet moest weigeren. - Het gevaar blijft groot; de strijd gedurig. Uw broedersGa naar voetnoot4) bekommering is gegrond niet ten aanzien van het Dichtstuk, maar in den Dichter. - Het vers is het niet, maar hoe ik tusschen God en dat vers sta. - Zie ik er mijne mooie poëzy in, dan is het de weg op ten val. - Mag ik God er in zien en verheerlijken geen nood dan! - Hij gaf het en zal er het Zijne mede doen, ook mij tot blijdschap in Hem. - Ik mocht, te midden der afwisselinge, toch ook iets van dit laatste smaken; - en ben kalm.’