Ondersteuning door de vrienden aan Da Costa aangeboden.
Da Costa 5.10.1835
‘....Voorts, broeder! wensch ik verder Gods leiding te verbeiden, alleenlijk mag ik in volle vrijmoedigheid des harten nog twee punten in het midden brengen. Het eerste is een stellig voornemen op een onveranderlijk beginsel gegrond; dat is, dat ik in geen geval van mijne edelmoedige vrienden eene jaarlijksche toezegging mag aannemen. Ik neem gaarne het aanbod hunner liefde aan voor één jaar (1 January tot 31 Dec. 1836). Doch voor meer of verder mag ik geene verbindtenis van hoedanigen aart, in één woord zelfs geene toezegging ontfangen. Ik heb U deswege niet noodig mijne gronden te ontwikkelen. Gij kent ze, gij wilt ze gevoelen en billijken. Het God zal zorgen moet de grond van alles blijven, of ik worde Hem ontrouw, om mij in de handen van menschen te stellen. Het tweede punt is slechts eene consideratie, en laat ik verder geheel aan Uw en HogendorpsGa naar voetnoot1) beter inzien over. Ik zou namelijk denken, dat men de Amsterdamsche vrienden, die toch allen het collegie bijwonen, er buiten moest laten.’