Heiligmaking.
29.1.1834
‘Inderdaad lieve broeder! men kan ook in het stuk van zonde en bederf te veel willen speculeeren, en wijs zijn boven hetgene geschreven is. De Schrift spreekt nooit van het Godswerk der heiligmaking van den gerechtvaardigden zondaar, op zulk een kleinachtende wijze, maar predikt eenvoudig met en na de vergevinge der zonden, ook het liefdegebod der heiligmaking door de kracht der genade van Hem, die ook daartoe voor ons geleden heeft en ons den Geest verworven, om welken wij bidden. - Den strijd der heiligmaking voor te stellen als een uitdragen van eenige emmers uit den onmetelijken oceaan, is een zeer bedriegelijke voorstelling. Wij willen den oceaan niet ledigen, maar ons tegen denzelven in de kracht van Christus bewaren en verdedigen. De oude mensch is nu niet meer ons element, maar onze vijand, dien wij moeten kruisigen, tegenstaan, daartoe verleent en verleene ons de Heere Jezus zelve Zijne kracht.’