in alle deze gebeurtenissen niet dan het werk van menschen, en de heerlijkheid harer afgoden meent te zien, wat Christen moet niet getroffen worden door het kennelijke der hand Gods in alle deze beslisschende omstandigheden, die zich van dage tot dage hebben opgevolgd, en opvolgen blijven zonder tusschenpozing? Hij stelt vorsten aan, en werpt ze neder! Hij geeft de koninkrijken der menschen, wien Hij wil! (Dan. IV:25). Hij voert Zijnen raad uit en Zijne oordeelen, gelijk, en wanneer en door wie Hij wil! Het is alleen deze beschouwing, die ons eenig licht geven kan te midden der donkerheden dezer dagen en der beroeringen, die wij beleven.’