Gedenkzuil voor W. Bilderdijk
(1833)–Willem de Clercq– Auteursrechtvrij
[pagina 123]
| |
Gulielmo Bilderdyk
| |
[pagina 124]
| |
Addidit et sero per te transmissa nepoti
Immerita heu! vitae fata legenda tuae.Ga naar voetnoot(*)
Ut seriem stupui miserato corde dolorum,
Aetas tota tibi quîs agitata fuit!
Tu modo, tu sortis parce incusare rigorem,
Tot mentis reparet quum tot acerba bonis.
Cuncta vel adsultent, tu contra animosior ito,
Dedignans gemitus et muliebre queri.
Nec te adeo invisae pertentent taedia lucis,
Ut cupias vitae non superesse malis,
Non superesse tuis cupias, doctisque bonisque,
Artibus et quisquis Pierisinque favet.
Fortior at fato, proprioque in corde beatus
Erige te; fidens cetera crede Deo.
Sic mage, quam vernis, felix hyemalibus annis,
Indivisa Jugo duplice sceptra gere.
Et, quem carminibus, quem mentis acumine vincis,
Vondelium extentis vince et Olympiasin.
| |
[pagina 125]
| |
Tot goed begrip van het vorenstaande diene, dat ik den 2. Februarij, 1829, aan Mr. Willem Bilderdijk toezond het Carmen van Mr. J.H. Hoeufft, ter gelegenheid der Inwijding van de Koninklijke Militaire Akademie, en dat ik den 23. derzelfde maand van Bilderdijk daarop tot andwoord ontfing: ‘Ware het my mogelijk in dezen staat van verwoestheid des verstands, waarin ik vervallen ben, ik maakte den braven Heer Hoeufft van harte een welgemeend compliment over zijn nog zoo welgesteven Latijnsch Dichtstuk; maar helaas! fuimus Troes. - Een laatste snikjen echter van stichomanie gaat hiernevens, met nog iets, dat men buiten mijn weten gedrukt heeft.’ Dit laatste snikjen van Stichomanie - gelijk Bilderdijk het noemt - is geplaatst eerst in den Belgischen Muzen-Almanak, (bl. 198.) door my in den jare 1830 te Gend uitgegeven, en vervolgens in de, mede door my, op 's Dichters verzoek, bezorgde uitgave van den Bondel Nasprokkeling (bl. 32.), in het licht verschenen te Brussel (1830); het luidt aldus: ‘Voor het Album van den WelEdel geboren’ Mr. J.H. Hoeufft. Mutuus ambobus pectora jungat amor. Op Hollands Helicon den bergrug afgegleden,
En hijgende aan zijn' voet, verkreupeld, en verlamd,
Eert, met uit één geschokte en wreed gekneusde leden,
Mijn zwakte 't jeugdig vuur, dat nog uw borst doorvlamt.
Vaar voort, begaafde hoeufft! bespeel de Ausoonsche snaren
En breng de gouden eeuw der maroos wederom:
Hem, wien het eerloof past van Febus blonde hairen,
Bloeit onverwelkbre Lent' in 's levens ouderdom.
(Ex tempore.) | |
[pagina 126]
| |
Deze zoo fraaie Dichtregelen gingen vergezeld van een - toen (1829) alleen voor Vrienden verkrijgbaar - exemplaar van het Stukjen, getyteld: Uitzicht op mijn dood, waarin, gelijk bekend is, Bilderdijk schreeuwend klaagt over zijn ellendig levenslot, enzv. - De Hr. Mr. Hoeufft, verrast en hoogst tevreden met de toezending van een en ander, verzocht mijne bemiddeling in het overmaken van zijne hier medegedeelde dankregelen aan den grooten Man; aan welk my zoo vereerend verzoek ik ook den 15den Maart deszelfden jaars voldaan heb.
Wap. |
|