Toortsen(1909)–René de Clercq– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 40] [p. 40] XVIII. De luiaard alleen. De luiaard alleen verdient geen brood. Ook 't varken is lui, maar het voedt, gedood. Wat maakt gij beneden de zwijnen nest, En wroet en vervalt in uw eigen mest? Er uit! Of ik sla met dees harden doorn! Plant erwten en kooien, oogst beeten en koorn!.. Als de zoon des velds, met bloote borst, De tarwe maait of laadt of dorscht, Als de zeis hem gloeit in de forsche greep, Als hij rukt dat het snijdt aan den kempen reep, Of ploft met den vluggen vlegel, kijkt Hoe de arbeid de spannende spieren verrijkt Met leniger schoonheid; merkt en beseft Hoe de glans van het alm den mensch verheft. Op! recht door de wereld, geen ander tot last, En eet als gij werkt, en werkt gij niet, vast! Vorige Volgende