Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Toortsen (1909)

Informatie terzijde

Titelpagina van Toortsen
Afbeelding van ToortsenToon afbeelding van titelpagina van Toortsen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.08 MB)

Scans (7.51 MB)

ebook (3.79 MB)

XML (0.07 MB)

tekstbestand






Illustrator

J.B. Heukelom



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Toortsen

(1909)–René de Clercq–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 5]
[p. 5]



illustratie

Nachtronde

[pagina 7]
[p. 7]


illustratie

[pagina 9]
[p. 9]


illustratie

Nachtronde.

 
Den nacht des volks doorijlt de zanger.
 
't Is zwart en hard en botte baan.
 
Zijn stap is lood. Hoe zou hij langer
 
De trippels van een dansdeun gaan?
 
De kermisroes, de krans, de rozen,
 
Verwaaid al; beuk en eik ontblaard.
 
Hij heet nog brandend, maar vervrozen
 
De jacht des adems in zijn baard.
 
 
[pagina 10]
[p. 10]
 
Wien gold zijn lied ook? Leege straten
 
De rijke rust; de rest is koud!
 
Daar zijn er die vandaag niet aten
 
En die de huiv'ring wakker houdt.
 
Wien gold zijn lied? Een boomenbende,
 
Beweegloos, zonder kruin of galm!
 
De sterren staren op ellende.
 
Het schamel schouwken loost geen walm.
 
 
 
Hoe nijpt, na weelde en zoelen Zomer,
 
De gure nood, de Winter, straf!
 
Bejaarde menschen worden vromer
 
En stromplen suffend naar hun graf.
 
Ik weet een heele volk dat kwijnde,
 
Oud, bibb'rig, bijgeloovig, bang.
 
Is dat nu 't einde van het einde?
 
En sterft gij, Vlaand'ren, al zoo lang?
 
 
[pagina 11]
[p. 11]
 
Voorbij het heerlijk luid verleden,
 
Het sterke, stoute, trotsche Dietsch!
 
Voorbij, voorbij wat ouders deden!
 
Wat zonen klagen strekt tot niets.
 
Op glans van zonnelichte namen
 
Vlekt donker onze kleinheid uit.
 
Wat hen versiert moet ons beschamen
 
Als blank gebloemte onreine bruid.
 
 
 
Slechts de arme is ons nog. Vreemd daarboven,
 
Gestarnten over winterland,
 
De vorsten in hun schitterhoven,
 
En de adel, die den burger bant.
 
De burger, in dien ban geboren,
 
Verbergt zijn afkomst al te gaarn;
 
En waant, met even koud te gloren,
 
Een ster te zijn - die straatlantaarn!
 
 
[pagina 12]
[p. 12]
 
De landaard? Iets gemeens, iets minders
 
De moedertaal? Pas klaar genoeg
 
Voor ketellappers, bezembinders,
 
Voor 't ruw bedrijf met egge en ploeg.
 
En klinkt ze ooit in uw monden, meesters,
 
Dan vloekt ze, bot en averechts,
 
Kortaf, als jachtgefluit in heesters,
 
Tot vliegend afgerichte knechts.
 
 
 
De honden! Port hen aan met stekels!
 
Geeft drank die stinkt en vleesch dat rot!
 
Maakt dol en razend al die rekels,
 
Dat zij u springen naar den strot!
 
Onmooglijk! Machtloos neergemispeld,
 
Daar kruipt de meeste al, morrensmoe,
 
Zwijgt, hijgt en staart en staartekwispelt
 
Zijn barschen beul nog dankbaar toe.
 
 
[pagina 13]
[p. 13]
 
Van hier, die heerenbrooden nutten,
 
Die pralen met een huislivrei!
 
De donkre man der donkre hutten
 
Is naakt, is hongerig, maar vrij!
 
Zijn lijf en hart behoort geen ander.
 
Zijn open blikken stuit geen muur.
 
Hij staat, in Vlaandren Vlaanderlander,
 
Een wilde boom, een brok natuur!
 
 
 
Wie heft hem op, den grooten Lijder,
 
Die hongert om zijn rijke taal?
 
Wie maakt hem beter, hooger, blijder?
 
Wie smeedt, uit roestig ijzer, staal?
 
Wie schopt, uit vuile vodden, vorsten?
 
Wie werpt, reusachtig, vóór het rijk
 
Een levend bolwerk op van borsten?
 
Wie stelt den sterke vóór 't gelijk?
 
 
[pagina 14]
[p. 14]
 
Den mensch eerst, dan het volk ontvoogden
 
Brenge arbeid breeder arbeid voort!
 
Wie slechts de taal te redden poogden,
 
Krakeelden om een ijdel woord.
 
En wie daar traden in de stulpen
 
Met afval van hun overvloed,
 
Ontzenuwden met halve hulpen
 
Den naasten nood die opstaan doet.
 
 
 
Brood, brood den arme! Brood is vrijheid!
 
Geen aalmoes, loon voor eerlijk werk.
 
Licht, licht den arme! Licht is blijheid,
 
En blijheid maakt de geesten sterk.
 
Te wapen! Al die durft te durven.
 
Uit zwaren slaap en zwarten nacht!
 
Geen handen over asch van turven!
 
Vóór legervuren houdt de wacht!
 
 
[pagina 15]
[p. 15]
 
Of vindt gij 't kwaad uzelf te ontwringen
 
Aan pluimen bed of gouden band?
 
Door vrouw en vriend vooruit te dringen
 
En slag te slaan in eigen land?
 
Wat dan, als hamers wederbotsen
 
Van 't aambeeld der onwilligheid,
 
En 't klein geloof bezwijkt vóór rotsen
 
Van schimpende onverschilligheid?
 
 
 
Wie held is, hopen en volharden!
 
Niet reek'nen wat de zege kost!
 
Wanhopig om des vaandels flarden,
 
Gekampt, gesneefd en 't land verlost!
 
Slaan door de scheemring roode wolken
 
Ter kim uit, sterf en jubel dan:
 
De wereld viert de kleinste volken
 
Die groot zijn in den minsten man!....
 
 
[pagina 16]
[p. 16]
 
IJl voort, o zanger! Richt uw ronde
 
Door kouden nacht naar morgengloed.
 
Uw stap zij staal! Uw kreet verkonde
 
Den dag die dringt uit uw gemoed!
 
Roep: Harop! om een heer dat sliep te
 
Verschrikken tot bewuste kracht.
 
Nu moet het lichten uit de diepte
 
Of eeuwig, eeuwig blijft het nacht.
 
 
 
Nacht over u en over allen,
 
Die ijdel schoon voor dooden schept.
 
Want met uw volk zult gij ook vallen,
 
Die uit zijn taal uw leven hebt.
 
De tijd verbrokkelt al die beelden,
 
Gebeiteld in te broos arduin.
 
Uw kindren, achterlijk misdeelden,
 
Verschoppen ze om den woesten tuin.
 
 
[pagina 17]
[p. 17]
 
Doch worden lijden, dulden, troosten,
 
Eens kracht en arbeid, vreugd en lach
 
Verbreedt de purperstreep in 't Oosten,
 
Goudroodend tot een blauwen dag;
 
Dan wordt ook uw geweldig leven,
 
Het grof gewrocht van noesten aard,
 
Onthuld, herkend, in 't licht geheven,
 
Een hoeve, die uit 't donker klaart.


illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken