Gedichten(1911)–René de Clercq– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 115] [p. 115] Bestorming. De hemelburcht valt klaterend in kloven. Haar muren rammend, dat ze vlammen spritsen, Vliegt de ijle wind in ééne vlucht naar boven, En sloopt en slecht de zwarte torenspitsen, De zon sticht brand, en schiet haar laaie schooven Ver door de wanden, die de stormen splitsen. En 't log gebouw gelijkt een reuzenoven, Vol bliksemstralen en vol zonneflitsen. Nu ligt het al in éénen gloed te gloeien; En in de stilte ruischt het vleugelroeien Van zegeboden die de lucht doorreppen. De hemelburcht, allengskens uitgeblaaierd, Zakt plots ineen en wordt een woeste baaierd, Waaruit een nieuwe god nieuw licht zal scheppen. Vorige Volgende