Gedichten
(1911)–René de Clercq– Auteursrecht onbekend
[pagina 108]
| |
[pagina 109]
| |
Ze leven,
die losse wittigheên!
Ze wervelweven,
ondereen,
een kleed, waarmede ze de aarde kleên.
Er ligt al een deksel van vlekkeloos laken,
gericheld,
geticheld,
op al de daken.
Het wordt een stiller, een warmer weer,
en zachter zijgen de zieltjes neer.
Het vlokgewiegel
sterft teenemaal.
Een zonnestraal
loopt glinstrend door den speierspiegel..
En geen beweging, geen geluid.
De zwarte boomen springen uit!
|
|