Gedichten(1911)–René de Clercq– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 83] [p. 83] Zeilenprocessie. De zee ligt duister lijk arduin. Ginds verre vormen, kruin op kruin, De lage wolken vage lanen. En zijwaarts, voor de vlaag gevlucht, Staan huiv'rig tegen nevellucht Veel zeilen als processievanen. Ze zouden, over golvengroen, Een morgenmooien omgang doen, En paarlenzaaiend, zingend zegenen, Nu dobberen ze, doodsch, verdoofd, En klagend steken hoofd bij hoofd: 't Zal regenen, Heer, och Heer, 't zal regenen! Doch zie, de zeezoom flonkert flauw Met donkere strepen waterblauw, Die groeien, groenen en verfijnen. De grillige wolken schieten grond; De lucht verbleekt; het licht verblondt: Uit elke scheur kan Zon verschijnen! [pagina 84] [p. 84] Daar straalt ze, en plots, in kleurgeweld, In zilver, goud en purper, stelt De statige stoet zich in beweging. 't Zijn staven, standaards, heel een rij, Kazuivels, stolen, mijters bij! En wind er in, of 't orgel meêging! Hosannah! Heer! Hosannah! Hoor! Er ruischt een heilig jubelkoor In 't stijgen-zijgen van de baren. Hosannah! Zegen zee en wolk, En wind en zeil, en visch en volk, Uw volk in armoede en gevaren! Vorige Volgende