Echo's(1900)–René de Clercq– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 29] [p. 29] De Notelaars. De notelaars, ze nijgen vol zilver en vol goud; ze zwichten en ze zwijgen, ze worden stilaan oud. Nu staan ze daar verwilderd met leemten allerlei; maar schooner nog geschilderd dan midden in den Mei. Nu staan ze daar, en zwijgen, geknakt, geknord, geknuit, en slaan hun bruine twijgen als armen om hen uit. [pagina 30] [p. 30] Een zijdeweefsel, wuiven hun blaren om hen heen; ze schijveren en schuiven en tuimelen beneen. Daar liggen zij, al geluw, al lijze, lijze, los, gepolkt in hunne peluw van muntegeurend mos. De notelaars, ze nijgen, de notelaars zijn oud; de kruidekens nu krijgen hun zilver en hun goud. Vorige Volgende