Het Ryper Liedtboecxken, inhoudende veel schriftuyrlijcke liedekens by verscheyden autheuren gemaeckt
(1636)–Jacob Claesz– Auteursrechtvrij
[pagina 316]
| |
Na de wijse: Al myn ghepeynsen doen my soo wee.
Ga naar margenoot+EEnig besorger, van de Kerck:
Ga naar margenoot+Die u in lyden niet versaeckt.
Ga naar margenoot+O! God, gepresen, door u werck,
Ga naar margenoot+Ghy in u Boden vyerigh waeckt,
Ga naar margenoot+De Eng'len ghy tot geesten maeckt
Ga naar margenoot+Dat sy onsichtelijck beroeren,
Ga naar margenoot+V dienaren vuer-vlammen naeckt,
Ga naar margenoot+Om u bevelen uyt te voeren.
Ga naar margenoot+V loven, o Heer Zebaoth,
Ga naar margenoot+De hemelsche Heyrscharen bly:
Ga naar margenoot+Heyligh, heyligh, heyligh is Godt,
Ga naar margenoot+Elck Lant vol van syn eere zy;
Ga naar margenoot+Duysent mael duysent dienden dy,
Ga naar margenoot+Tien-hondert-duysent voor u stonden
Ga naar margenoot+Ghy hebt u volck, en Kerck-Christi
Ga naar margenoot+Veel uwer Eng'len toe-gesonden.
Ga naar margenoot+Die Leeraers, die naer u gheseth
De menschen goddelijck beraen,
Ga naar margenoot+Verengheld', om dat sy de Weth
Des Euangeliums prysen aen,
Ghelijck u Eng'len onderdaen
| |
[pagina 317]
| |
Die voor u bringen ons gebeden,Ga naar margenoot+
Nae u believen heenen gaen,Ga naar margenoot+
Oock dienen Christum in syn leden.Ga naar margenoot+
De Heyrren van onsen vyantGa naar margenoot+
Syn om ons henen uytgebreydt,Ga naar margenoot+
Maer aldernaest uwe bystantGa naar margenoot+
Den bergh vol vuer'ghe waegh'nenGa naar margenoot+
leydt.
Door uwer Eng'len wercklijckheyt,Ga naar margenoot+
Beschut ghy ons levens vernielen.Ga naar margenoot+
So wanneer Geest, en Lichaem scheyt,Ga naar margenoot+
Sy voeren tot u onse Zielen.Ga naar margenoot+
Als ons Verlosser, hoogh geacht,Ga naar margenoot+
Om dat hy ons uw' wil beduyd',Ga naar margenoot+
Komt met de Engh'len synder kracht,Ga naar margenoot+
Met der Basuynen klaer geluyd.Ga naar margenoot+
Zy sullen van oost, noord', en zuyd
Doen alle volcken voor hem komen:Ga naar margenoot+
Dan sal zijn waerde, lieve BruydGa naar margenoot+
Oock, tot u, worden opghenomen.Ga naar margenoot+
O! wie kan tellen 't groot getalGa naar margenoot+
V, en den mensch, te dienste goet?Ga naar margenoot+
Iae wie of konnen noemen sal,Ga naar margenoot+
De veelheydt uwer Eng'len soet?Ga naar margenoot+
Die doch vermenight worden moet,Ga naar margenoot+
Op datmen dan geen tall' bereeckenGa naar margenoot+
Gelijck u woord oock niet en doet,Ga naar margenoot+
'tIs veel te groot om uyt te spreec-Ga naar margenoot+
ken.
'tIs niet soo't hoord. |
|