Het Ryper Liedtboecxken, inhoudende veel schriftuyrlijcke liedekens by verscheyden autheuren gemaeckt
(1636)–Jacob Claesz– Auteursrechtvrij
[pagina 241]
| |
Op de wijse: Alst begint, Ofte: Van den 130. Psalm: Wt den diepten, O Heere.GHenade ende vredeGa naar margenoot+
Moet u altydt gheschien,
En kracht des geestes mede,Ga naar margenoot+
Met Liefde boven dien
Van Godt d'Hemelschen Vader,
Door Christum synen Soon,
Die wil ons allegaderGa naar margenoot+
Gheven des levens Croon.
Myn alderliefste Vrouwe
En Suster in den Heer,
En maeckt doch geenen rouwe:
Maer troost u door Gods Leer,Ga naar margenoot+
Daer sult ghy toost in vinden,Ga naar margenoot+
Al valtet 't vleessche zwaer,
Laet u Licht voor den blinden,Ga naar margenoot+
Lichten in't openbaer.
Wilt vast op Godt betrouwen,Ga naar margenoot+
Hy verlaet syn volck niet:Ga naar margenoot+
Al zijt ghy in't benouwen,Ga naar margenoot+
Want Godt sullecks wel siet,Ga naar margenoot+
Hy en sal niet ghedoghenGa naar margenoot+
Als dat ghy wordt bekoort,
Al boven u vermoghen,
Dus blijft vast by zijn woordt.
| |
[pagina 242]
| |
Ga naar margenoot+Al zijt ghy my benomen
Nae 't vlees, op dit termijn,
Ick hoop by u te komen
Daer meerder vreught sal zijn,
Ga naar margenoot+Daer wy dan domineren
Over d'vyanden wreet,
En eeuwigh tryumpheren,
Ga naar margenoot+Al met dat witte kleet.
Ga naar margenoot+Als d'ander sullen suchten
Ga naar margenoot+Wy dan in vreuchden gaen,
Ga naar margenoot+En sullen met ghenuchten
Ga naar margenoot+Voor den bergh Syoens staen:
Daer wy dan vrolijck singhen
Dat goede nieuwe Liedt,
Ga naar margenoot+Als meste Calvers springhen,
Ga naar margenoot+En vry zijn van't verdriet.
Ga naar margenoot+Dus wilt altydt ghedencken
Ga naar margenoot+Op Godts beloften groot,
Hy sal u minlyck schencken
Ga naar margenoot+In uwen meesten noot,
En wilt doch niet vertsaghen
Al komense listigh aen,
Het vlees moet sulcks verdraghen,
Maer 'tsal haest zijn ghedaen.
Ga naar margenoot+Wilt vromelijcken stryden
Ga naar margenoot+Teghen u vleys en bloet,
Ga naar margenoot+Siet niet om aen alle zyden,
Ga naar margenoot+En grijpt doch eenen moet,
Godt sal u wel beschermen
Als u de vyandt quelt,
Kruypt vast in zynen ermen,
Soo sult ghy houden 't veldt.
Ga naar margenoot+Godt wil u dus beproeven
Of ghy hem weerdich zijt,
Ga naar margenoot+Hy wil niet langher toeven
| |
[pagina 243]
| |
In desen quaeden tijdt,
V leven wech te rucken,
Soo wordt ghy niet verleydt,
Door eenighe quae stucken,
Of Sathans listigheydt.
Oorlof wy moeten scheyden
Al zijn wy twee een lijf:Ga naar margenoot+
Wilt my by Godt verbeyden,
Mijn alderliefste Wijf:
En wilt Godt voor my beden
Dat ick u volghen mach,
Altijdt in goede zeden
Tot in den laetsten dach.
Och mocht het Godt behaghen
Dat ick u volghde naer,
En u mocht helpen draghen
V bitter lyden zwaer,
De Heer wil u bekrachten
Dat ghy mocht blyven staen,
Tot een eeuwich ghedachten
Schenck ick u dit vermaen.
|
|