Het Ryper Liedtboecxken, inhoudende veel schriftuyrlijcke liedekens by verscheyden autheuren gemaeckt
(1636)–Jacob Claesz– AuteursrechtvrijOp de wijse: Tot Cain sprack de Heere.
Ga naar margenoot+MYn Iock is soet seer fyne,
Myn last is licht,
Spreeckt Christus hoort na myne
Dus met ghesicht
Seer wel ghesticht,
Wilt dit te recht aenschouwen
Al met een vast betrouwen,
Teghen u selven vicht.
Wilt u wapenen krachtigh
Ga naar margenoot+In desen tijdt,
Ga naar margenoot+Want het boose is machtigh,
| |
[pagina 195]
| |
Breet ende wijdtGa naar margenoot+
Veel haet en nijdt,
Met onrecht aen al zyden,
Aen u sonder vermyden,
Dat al draeght ende lijdt.
Van u salmen quaedt spreeckenGa naar margenoot+
En leet aen doen,
Dit lijd al sonder wreecken,
In dit saysoen,
Wilt u gantsch spoen,
Altijdt sonder aflaten
Te lyden 's menschen praten,Ga naar margenoot+
Als sy lieghen seer koen.
Die u te kort doen medeGa naar margenoot+
Haer niet benijdt,Ga naar margenoot+
Blijft staende in de vrede,
Vromelijck strijdt,Ga naar margenoot+
Niemandt ter spijt,
Maer om Godt te behaghen,
Hier in wilt niet vertraghen,
Looft Godt ghebenedijdt.
Die u aendoen veel lydenGa naar margenoot+
'T is hoe oft is,
Wreeckt het tot gheenen tyden,
Soo zijt ghy fris
Vry en ghewis,
Het jock sal u soet smaecken,Ga naar margenoot+
En den gheest seer vermaecken:
Gods Rijck mach u niet mis.
Wanneermen u verjaghenGa naar margenoot+
En nemet dijn,
Dan en wilt niet vertraghen,
Danckbaer te zijn,
Mijdt boose schijn,Ga naar margenoot+
Wilt vrolijck u begheven
| |
[pagina 196]
| |
Om nae Godts wil te leven,
'tIs u Ziels medecijn.
Pause.
Ga naar margenoot+Paulus kont overvloeyen
Alsoo ick las,
Al door des gheests verfroeyen,
Hoewel hy was
Al op dat pas,
Arrem nae 's menschen achten,
Op Christo ginck hy wachten,
Die troosten hem seer ras.
Ga naar margenoot+Hooch ende leegh genoeghen
Had hy gheleert,
Hier nae wilt u oock voeghen,
Gansch onbezweert,
Blijft onverveert
Ga naar margenoot+Met blyschap in den gheeste,
Ga naar margenoot+Dit acht al voor het meeste
Godts naem gloryfiseert.
Hebt ghy soo een begheeren
Wt liefden schoon,
Ga naar margenoot+Gheen prijckel mach u deeren,
Ga naar margenoot+Des levens Troon
Werdt uwen loon,
Ga naar margenoot+Soeckt ootmoedich te leeren,
En sachtmoedigh vermeeren,
Van Christo seer ydoon.
Ga naar margenoot+Wel dien die groote lusten
In Godts Wet heeft,
Die sal in blyschap rusten,
En Godt hem gheeft
Die niet en sneeft,
Ga naar margenoot+Namaels eeuwigh en schoone
Vreucht in des Hemels troone,
Dus hier nae Christus leeft.
| |
[pagina 197]
| |
Overdenckt nu het lyden,Ga naar margenoot+
Ellick in't zijn,
Alst is volbracht in tyden,
'tIs medecijn
Soeter dan wijn,
Lichter dan ander menschen,
Die leven nae haer wenschen,
Ist met u verstaet mijn.
Want die hier suypen, brassen,Ga naar margenoot+
'tHert werdt bezwaert,
Haer vreucht is wech seer rassen,Ga naar margenoot+
Den tijdt niet spaert,
En wie vermaert
Wil wesen in dees tyden,
Hy is niet sonder lyden,
Swaer is't jock van dees aert.Ga naar margenoot+
Maer ghy in alle dinghenGa naar margenoot+
Bedenckt het endt,
Het sal u vreucht toebringhen,
En 't maeckt seer jent,
Soeter bekent,
Dan honigh in den monde,
Neemt dit ter herten gronde,
'tIs soet fijn, exelent.
Denckt dat Christus veel lydenGa naar margenoot+
Hier ghehadt heeft,Ga naar margenoot+
Om u van doodt te vryden,
Op dat ghy leeft,
Dit recht aenkleeft:
In d'gheest wilt vrolijck singhen,
En uwen vleys bedwingen,Ga naar margenoot+
Waer door ghy haestigh sneeft.Ga naar margenoot+
Denckt op het leste seer blyden
Hoe Christus seydt:Ga naar margenoot+
Comt ghy ghebenedijden,
| |
[pagina 198]
| |
In eeuwigheydt,
'tWerdt u bereydt,
Wt ghenade verheven
Krijght ghy dat eeuwich leven,
Ga naar margenoot+Met vreughden ghy dan meyt.
|
|