Het Ryper Liedtboecxken, inhoudende veel schriftuyrlijcke liedekens by verscheyden autheuren gemaeckt
(1636)–Jacob Claesz– AuteursrechtvrijOp de wijse: Ick peyns om een persoone.BRoeders en Suster tsamen
In Christo, hoort na my,
Ga naar margenoot+Wilt u Christi niet schamen,
Nu noch tot geenen ty,
Ga naar margenoot+Door doot, noch leven ofte zweert,
Door doot, noch leven ofte zweert,
Hier toe u keert, Gods lof vermeert,
Lijdt vry en onghedeert.
Ga naar margenoot+Als Christus heeft geleden,
Ga naar margenoot+Alsoo wapent u mee,
Ga naar margenoot+Staet altydt na den vreden,
Ga naar margenoot+Wilt u maken gheree,
| |
[pagina 103]
| |
Te lyden alle onghelyck,Ga naar margenoot+
Te lyden alle ongelyck,
Neemt geenen wijck // staet na Gods Rijck
Al achtmen u tot slijck.
Zijt niet als dese lieden,
Die daer seggen hoor my,
'tGaet aen myn eer, dan vlieden
Sy, en willen zijn vry,
En houden geeren haren eer,
En houden geeren haren eer,
Noch wijt en veer, is dees haer keer
Van Christo onsen Heer.
Als sy Christus soo seereGa naar margenoot+
Beschuldighden onrecht,
Hoe wel hy was de Heere,Ga naar margenoot+
En ghy zijt maer een knecht,Ga naar margenoot+
Christus die leet hoort dit bescheyt,
Christus die leet hoort dit bescheyt,
Soo die Schrift seyt // met wonder-Ga naar margenoot+
heydt,
Was Pilatus verbeyt.
Christus heeft na ghelatenGa naar margenoot+
Een exempel seer fijn,
Om hem al in der maten
Na te gaen, hoort wel myn,
Die geen sonde en heeft gedaen,Ga naar margenoot+
Die geen sonde en heeft gedaen,
Wt zijn mondt saen // is niet gegaen
Eenigh bedroch vermaen.
Als hy werde versproken,Ga naar margenoot+
Soo versprack hy niet weer,
Hy leedt, heeft 't niet ghewroken,
Dreyght oock niet min noch meer,
Maer hy gaft over nae't ent fijn,
Maer hy gaft over nae't ent fijn,
| |
[pagina 104]
| |
Daer salt hoort mijn, vergolden zijn,
Al met eeuwighe pijn.
Christus wilt na gaen schoone,
Waeght om hem lijf en goet:
Ga naar margenoot+Sijn gheboden ydoone,
Onderhout met ootmoet,
Ga naar margenoot+Siet toe dat ghy vromelijck strijt,
Siet toe dat ghy vromelijck strijt,
Ga naar margenoot+'tGheloof belijt // tot u profijt,
Al tot Gods eer seer wijt.
Ga naar margenoot+Als ghy maer hebt de Heere,
Wat vraeghdy dan nae meer,
Ga naar margenoot+Want met een snellen keere,
Neemt de werelt een keer,
Maer Gods woort blijft in eewigheyt,
Maer Gods woort blijft in eewigheyt,
Dus zijt bereyt, looft God planteyt
Namaels vreughden ghy meyt.
|
|