Het Ryper Liedtboecxken, inhoudende veel schriftuyrlijcke liedekens by verscheyden autheuren gemaeckt
(1636)–Jacob Claesz– AuteursrechtvrijOp de wijse: Tant que vyvray.LEst Godt den Heer,Ga naar margenoot+
Ghy menschen groot en kleyn,Ga naar margenoot+
Gheeft hem sijn eer,
Die hier zijn in't ghemeyn,
Zijn naem altijt
[L]ooft en ghebenedijt,
Met soeten toon,Ga naar margenoot+
[S]inght hem lof ende prijs,
[M]et Psalmen schoon,
[En] met een soet advijs,
[D]ie hier zijn 'tsaem,
[E]euwigh Godt is zijn naem,Ga naar margenoot+
[Al]le dingh ghepresen,Ga naar margenoot+
[He]eft door hem zijn wesen,Ga naar margenoot+
[En] gheeft haer macht,Ga naar margenoot+
[Le]ven en kracht,Ga naar margenoot+
[W]ant t'allen steden,Ga naar margenoot+
[G]heeft hy beneden,Ga naar margenoot+
[G]hetuychnis daer,
[Va]n sijn macht klaer,
[In]'t openbaer.
[H]y onderhoutGa naar margenoot+
[On]s door sijn seghen rijck,
[Di]e 't hem betrout,
| |
[pagina 68]
| |
En neemt van hem gheen wijck,
Die zyn ghemoet
Vast staet op den Heer goet,
Die kan zyn daet
Alhier bevroeden wel,
Syn wonder raet,
Alhier doorgronden snel,
Ga naar margenoot+Alle dingh kleer,
Staet hem tot eenen leer,
Het aerdtrijcke seer schoone,
En oock des Hemels troone,
Son ende Maen
Met Sterren saen,
Ga naar margenoot+Voghelen die singhen,
Die dierkens die springhen,
Op bergh ende dal,
Met een soet gheschal,
Tis voor hem al.
Ga naar margenoot+Het aerdtrijck breet,
Ga naar margenoot+Wat daer in roert en leeft,
Ga naar margenoot+Hy met bescheet
Haer spijs en voeder gheeft,
Als sy op't velt
Sijnd' met hongher ghequelt,
Ga naar margenoot+Fonteynen milt,
Laet hy springhen seer soet,
Daer al het Wilt
Hun dorst versaden moet:
Dus is u goetheyt
Over al uyt ghebreyt:
Ga naar margenoot+Die Kruyden sietmen groeyen,
Ga naar margenoot+Die Boomen sietmen bloeyen,
Lieflijck in't velt,
Het dient vermelt,
Ga naar margenoot+Tot lof van syn name,
| |
[pagina 69]
| |
En syn groote fame,
Met bly gheschal,
Syn goetheydt al
Ick roemen sal.
Hy gheeft oock spijs,Ga naar margenoot+
Ter zielen saligheyt:
Want hy propijs,
Ons dit heeft toegheseyt,Ga naar margenoot+
Dat zyn lichaem fijn,Ga naar margenoot+
Ons een spyse sou zyn,Ga naar margenoot+
Heeft ons ghemaecktGa naar margenoot+
Vry uyt des duyvels handt:Ga naar margenoot+
Doen wy gheraecktGa naar margenoot+
Waren in des doodts bandt,Ga naar margenoot+
Syn Soon sandt hy,Ga naar margenoot+
Die maeckte ons heel vry,
Laet ons verjolysen,Ga naar margenoot+
Hem loven en prysen,
Voor al dees weldaet,
Die eeuwigh bestaet,
Dan sullen wy met eeren,
Eeuwelyck triumpheeren,
In 's Hemels pleyn,
Dat is certeyn
Door Christum alleyn.
|
|