Het Ryper Liedtboecxken, inhoudende veel schriftuyrlijcke liedekens by verscheyden autheuren gemaeckt
(1636)–Jacob Claesz– AuteursrechtvrijOp de wijse: Vanden 80. Psalm. Ghy Herders Israels wilt hooren.
B Ereyt u nu tot allen tijden,
Mijn lieve Kindt om vroom teGa naar margenoot+
strijden
Tegen uwes vleys lusten quaet,Ga naar margenoot+
Die doch vromelijck wederstaetGa naar margenoot+
Met eene vast gheloove fier,Ga naar margenoot+
Op dat ghy mocht verwinnen hier.Ga naar margenoot+
A R B eydt altijdt in dit saysoene
Om u jeugd'lijcke leden koene,Ga naar margenoot+
Te geven tot Godts dienst eerbaer,
Heylich end oock seer reyn eenpaer,
| |
[pagina 22]
| |
Ga naar margenoot+V te houden van sonden fijn,
Laet dit al u betrachten zijn.
A endachtelijck wilt doch aenvaten
Des Heeren jock tot uwer baten,
Want dat is soet en licht voorwaer
Ga naar margenoot+So Christus spreect in't openbaer,
En die dat nu draghen met lust
Die sullen hier naemaels in rust
Ga naar margenoot+R as komen al sonder bezwaren
In blijdtschap groot hoort dit verklaren,
Ga naar margenoot+Die hier noyt ooge heeft ghesien,
Daer sullen sy nae Schrifts bedien
Ga naar margenoot+In eeuwigheydt altydt zijn bly,
Ga naar margenoot+Van alle druck en lijden vry.
T e recht wilt altyt hier na sporen
Mijn lieve kint in God verkoren,
Ga naar margenoot+En nu in uwe jonge jeught,
Ga naar margenoot+V Ledekens altijt tot deught
Schicken, op dat ghy alsoo reyn,
Den Heer meught behagen certeyn.
Ga naar margenoot+GEN eught en vreucht wilt altijdt soecken
In Godes woort, gelijc de kloecken,
Ga naar margenoot+En scheydt u oock met herten reyn
Van dees werelts wesen ghemeyn,
Wijckt doch van haer weghen verblendt,
Ga naar margenoot+Want haer naket een deerlijck ent.
GERust stelt oock altydt u sinnen,
Ga naar margenoot+Om Godt boven al te beminnen,
Wt al uwe krachten ydoon,
Wilt neerstelijck betrachten schoon,
Te leven nu in deser tijdt
Nae zijnen wil met grooter vlijt.
| |
[pagina 23]
| |
RIcht wilt u altyt neerstigh keeren
V Vader en Moeder te eeren,Ga naar margenoot+
Want dat is so Paulus verklaert,
Het eerste gebodt hoogh vermaert,
Dat een beloft heeft, dit recht vaet,
Van lanck te leven delicaet.
Te recht wilt u nu hier na poogen,
Om dit stedigh voor uwen oogen
Te draghen, dat ghy 't nimmermeer
Niet en vergeet, maer t'uwer eer
Meugt betrachten met neersticheyt,
Dan sal u 'tleven zijn bereyt.Ga naar margenoot+
Siet dan mijn lieve kint verheven
Hebt ghy lust tot het eeuwig leven,
Soo wilt u nu tot deser uer,
Hier toe beneerstigen seer puer
Om uwe Ouders seer bequaem,
Nu altydt te zijn ghehoorsaem.Ga naar margenoot+
Dat ghy weet dat haer soudt mishagen,
En wilt dat doen tot geenen dagen,
Volbrenghen, oft nemen ter handt,
Want het soud u zijn groote schant,
'Tsou Godt oock mishaghen met kracht,
Dus u neerstelijck hier voor wacht.
OCH wilt altijt gedachtigh wesen
Op al het goet dat sy in desen,Ga naar margenoot+
Aen u hebben bewesen pleyn,
En wilt oock nu weer in't ghemeyn
Haer eeren ghelijck dat behoort,Ga naar margenoot+
Want alsoo leert u Godes woort.
Te recht bid ick u noch in 't leste
Mijn lieve kint dat ghy nae 't beste
Stedigh wilt haken nu ter tijt,
| |
[pagina 24]
| |
En u jonghe leven subijt,
Soo over brenghen na Gods wil
Dat ghy hier na sonder gheschil
Ga naar margenoot+Een kleet seer wit van zijde schoone
Meught krijghen, en in 's Hemels Throone
Ga naar margenoot+Gekroont werden heerlijck en fris,
Met eenen kroon van gout gewis,
O lieve Ieught schickt u gheheel,
Om te verkryghen dit schoon deel.
Recht wensch ick dat de Heer Almachtigh
V wil bequaem maken seer krachtig,
Dat ghy u jonghe leven nu
Meucht volenden in deugt en trou,
En soo hier na in eeuwigheyt
Leven in Godts rijck met bescheyt.
|
|