Het Ryper Liedtboecxken, inhoudende veel schriftuyrlijcke liedekens by verscheyden autheuren gemaeckt
(1636)–Jacob Claesz– AuteursrechtvrijOp de wijse: O schoonste Personagie.O Goddelijcke Chooren,
In 't Opper-Sael, des Hemelrijcks woonachtich,
Die d'Herderkens, te voorenGa naar margenoot+
Liet hooren een Hemels Musijck, eendrachtigh,
Als d'Heer van al // een Beesten-sal,Ga naar margenoot+
Voor Salen, had verkoren,
En Godt vol waerden,
Een Kindeken op aerden
Was gheboren.
Daelt nu eens af van boven,
En met u soeten voorgang, wilt my leeren
Hoe ick mijn Godt sal loven,
Oft soo ghy niet mocht weder neder keeren,
Den galm en klanck // van u gesanck
| |
[pagina 14]
| |
Ten minsten wilt ghehinghen,
Dat weer op trecke
Van my en d'echo strecke
Van u singhen.
Ga naar margenoot+Eer inden hoogsten troone
Zy Godt, die tot een Heylandt aller menschen
Ga naar margenoot+Gaf Christum zijnen Sone,
Ga naar margenoot+En in hem alles datmen soude wenschen,
Heyl, vreughd, en vreed // laet ons hem meed
Ga naar margenoot+Lof, prijs en eere gheven,
En na 't betamen,
Met hert en mont te samen
Danckbaer leven.
Laet ons een nieu Liedt, singhen,
Hem die gewracht heeft groote wonder wercken,
Want siet, wat nieuwer dinghen
Ga naar margenoot+D'Alschepper, onbesloten binnen percken,
Ga naar margenoot+Werd een geschep // leyt in een krep,
Ga naar margenoot+Mensch om ons menschen sondich,
Ga naar margenoot+'t Woort vanden Vader
Ga naar margenoot+Des wijsheyts born en ader
Ga naar margenoot+Wert onmondich.
Ga naar margenoot+Die oorsaeck is van 't leven
Ga naar margenoot+Werd sterffelijck, die alle Dieren voeder,
Ga naar margenoot+En onderhout moet geven,
Ga naar margenoot+Werdt met wit bloet, ghevoedt van zijne Moeder,
Ga naar margenoot+O wonder siet // de outste die't
Ga naar margenoot+Met 'twoort zijns crachts al draget
Ga naar margenoot+Selfs jonck van dagen,
| |
[pagina 15]
| |
[In] d'armen wert ghedraghen
[Va]n een Maget.Ga naar margenoot+
O heughelijcke stonde,
[Al]s Ianikerck, en d'afgront zijn gesloten
[Al]s Mars gheboeyt met sonde,
[D]oot, en Satan te gronde zijn ge-Ga naar margenoot+
stoten,Ga naar margenoot+
[A]ls d'Ambassaet // Van d'hooghsten raetGa naar margenoot+
[D]en Hemel liet om d'aerde,Ga naar margenoot+
En Tusschen beydeGa naar margenoot+
Die d'onvrede verscheyde,Ga naar margenoot+
Vrede baerde.Ga naar margenoot+
Oorlof, hebt lof o wareGa naar margenoot+
Vreed-vorst hebt lof, Raet, Kracht,Ga naar margenoot+
Heldt, eeuwich Vader,
In desen nieuwen Iare,
Want ghy als een sterck Heldt, eenGa naar margenoot+
wijs berader,Ga naar margenoot+
[En] Vader mee // tot heyl en vree,Ga naar margenoot+
[Van] ons menschen boosaerdighGa naar margenoot+
[M]iddel kondt ramen
[E]n uyt voeren te samen,Ga naar margenoot+
[Pr]ins eerwaerdigh.Ga naar margenoot+
|
|