| |
| |
| |
Vadertje Musset
NU ZAL ik u vertellen hoe Vadertje Musset van Cernay-en-Dormois aan zijn eind is gekomen, in 't krijgsgevangenenkamp van Erfurt. :-: Hij was vijf en zestig, en naar hier gebracht met zijn kleinzoontje van elf jaar, met den ouden Collot, en met vele anderen uit zijn dorp. Zij wisten niet waarom, maar toen ze hier waren noemden de Duitschers hen ‘Francs-tireurs.’ :-: Vadertje Musset kondt ge elken dag tusschen de barakken zien rondslenteren met zijn kleinzoon, Jules Musset, ‘son petit gas’, aan de hand, elken dag wat ouder en magerder, elken dag wat meer gebogen en ellendiger. Zijn armelijke kleeren hingen hem sjovelig om zijn uitgeteerde lichaam, vuil en slordig, zijn pet was diep over zijn hoofd getrokken, zijn schoenen waren langs onder heelemaal doorgesleten, en hij duwde er elken dag wat stroo in om de nattigheid niet te zeer te voelen. Zoo zag ik hem bijna iederen dag langs me voorbijgaan, de oogen naar den grond gericht, met zijn ingevallen gezicht, met soms een verloren blik voor zich uit naar een ongekende verte, en pratend met zijn ‘petit gas’ dien hij bij de hand hield. :-: En ik kon niet oordeelen of het de oude was die den jongen van elf jaar geleidde, ofwel of de knaap zijn grootvader ondersteunde. :-: Soms was Collot wel eens bij hem. Maar Collot had andere
| |
| |
makkers gevonden. Collot had nog een soldatenhart bewaard in zijn oude dagen, en nu zat hij den god-ganschen dag te kaarten, of te teerlingen, en was heelemaal op eenderen voet geraakt met de soldaten van zijn Stube. :-: Maar Vadertje Musset was te oud, te versleten, het baldadige wegrukken uit zijn stille Marnedorpje had hem te zeer geschokt, geen enkel oogenblik van al de dagen die hij hier heeft doorgebracht heeft hij begrepen waarom of waarvoor, - hij is op En elken dag is hij meer verlaten en eenzaam rond gaan slenteren in het groote roezemoezige kamp. En wanhopig klampt hij zich vast aan zijn kleinzoontje, het eenige waarvan hij zeker is, dat hij begrijpt. :-: Soms zit hij ergens alleen tegen den wand van een barak, terwijl Jules ergens in de nabijheid het gedoe der soldaten staat af te kijken. Dan blikt Vadertje Musset naar de lucht, de zware besloten lucht van Duitschland waar zijn droeve blik de zwarte kraaien volgt die zoekend door den ijlen hemel varen, naar verre verre landen. :-: ‘Der Alte’, zeggen de Duitsche soldaten. Maar wanneer zij hem aanspreken schrikt Vadertje Musset schichtig weg. Sedert die officier hem zoo ruw met zijn sabel sloeg zonder dat hij iets gedaan had, vreest hij telkens een verraderlijke mishandeling. Ik zag eens Pastor Bösner bij hem die hem goedhartig toesprak en op den schouder klopte. Maar Vadertje Musset begreep de woorden niet en ook niet het vriendelijk handgebaar. Ik zag
| |
| |
ook eens Hucke langs hem gaan, en oude Hucke gaf hem een snede brood. Vadertje Musset nam zonder iets te zeggen het brood aan en gaf het 's avonds aan den kleinen jongen. Maar begrijpen deed hij niet, neen, deed hij niet. :-: Bij middag- en avondeten zit hij op zijn stroozak naast zijn kleinzoontje, - hij is te schuw en te verlegen om bij de soldaten aan tafel te zitten, alsof hij voelt dat het daar zijn plaats niet is. En als de kleine Jules zijn kom leeg heeft, dan is grootvader nog zoo ver niet en heeft hij ook geen honger meer, en ‘le petit gas’ eet dan verder grootvader's portie. En van grootvader's brood blijft er ook altijd een stuk over. En wanneer 's nachts de winden daveren en bulderen om de groote barak, wanneer de regen over het houten dak neerruischt met het geluid van een stem die schreit haar grooten nood, dan wordt Vadertje Musset zoo dikwijls wakker en kijkt door de holle donkerte, en luistert, luistert... Dan weet hij niet, o neen, dan begrijpt hij niet wat het allemaal is. Dan denkt hij aan ‘la pauvre vieille’, ginder in Cernay-en-Dormois, dan denkt hij aan ‘la belle France.’ Dan voelt hij met zijn oude bevende hand op het gezicht en op de handen van ‘le petit gas’, die vast, heel vast naast hem ligt, en hij trekt het dunne deken wat hooger op den slapenden jongen, en legt zijn eigen deken er ook nog op.... Ik denk dat Vadertje Musset dan dikwijls heel stilletjes heeft geschreid. :-: Dan kwamen die eerste dagen van
| |
| |
‘la vermine’. Vadertje Musset zat vol luizen, van onder tot boven vol luizen, en daar was geen doen aan, al reinigde hij nog zoo zorgvuldig al zijn goed, al stond hij ook uren de povere slunsen te spoelen aan de waterkranen te midden van den grooten slijkplas. :-: Zoodra de soldaten van zijn Stube dit merkten begonnen ze te schelden tegen ‘le vieux’. Een mensch kan zoo wreed zijn wanneer hij zelf ongelukkig is. Ze wilden niet meer naast hem zitten of liggen, ze trokken met een vloek of een spotternij achteruit wanneer hij langs hen kwam om zijn soep of brood te halen. En ze plaagden evenzoo, och, niet kwaad gemeend, den kleinen jongen. :-: Vadertje Musset is dan nog stiller geworden, nog eenzamer. :-: Tot hij op een avond zijn stroozak wegnam en naar een der leegstaande tenten droeg waarin wij lagen voordat de barakken waren gebouwd. In een hoek der tent legde hij den stroozak neer, en daar zou hij voortaan slapen. Zijn kleinzoontje vond het erg verdrietig, maar de oude deed hem begrijpen dat hij hier veel rustiger slapen zou, veel rustiger, en dat zij in den dag toch altijd zouden bijeen zijn. :-: Daar sliep Vadertje Musset twee nachten. :-:-:
† † †
En den morgen na den tweeden nacht, - daar staat Collot voor me, en met een sombere stem en een
| |
| |
grooten schrik in de oogen zegt hij: ‘Le vieux Musset se meurt.’ :-: Wanneer we beiden de tent binnentreden komt juist een Duitsche dokter buiten. Ik vraag hem wat het is, hij trekt even de schouders op en gaat verder. :-: Vadertje Musset ligt op zijn rechterzij op zijn stroozak, en onder 't bruine deken zie ik de gebogen lijn van zijn uitgeteerd lichaam. De huid van zijn aangezicht heeft een grauwe kleur, zijn grijze haren hangen verward en nat van het zweet over zijn voorhoofd, en hij ademt nu en dan met een pijnlijken kreun. Alleen zijn oogen schijnen nog leven te bezitten, en staan zacht, o, zoo zacht en zoo angstig op zijn kleinzoontje die op zijn knieën voor hem zit en zijn magere hand in de zijne houdt. :-: De groote holte van de leege tent schijnt in zwijgende verbazing toe te staren op wat daar tragisch gebeurende is in dien eenen hoek, en het rauwe licht van den grijzen uchtend zeeft koud en bleek door het zeildoek. :-: De lippen van Vadertje Musset bewegen altijd aan, en met dunne fluisterstem herhaalt hij telkens weer als in een zucht: ‘Mon pauv' petit gas, mon pauv' petit gas.’ Dan tracht zijn oude magere hand de hand van het jongetje dichter naar zich toe te trekken, maar 't gaat niet, 't gaat niet. En de kleine huilt met hokkende snikken: ‘Grand père.... ô.... ô.... ô.... grand'.... père.... grand' père....’ en geen van beiden schijnt te weten dat Collot en ik daar staan. :-: Collot buigt zich even naar hem toe en zegt: ‘Allons, Jean Batiss, ça ne va pas,
| |
| |
mon vieux?’ maar hij hoort het niet, en Collot heeft te zeer den krop in de keel om nog iets meer te zeggen. Twee Fransche ziekenverplegers zijn in de tent getreden en staan achter ons. :-: Tot Vadertje Musset even het hoofd verroert, angstig, en de beenen wat beweegt onder het deken, en zijn hand iets schijnt te zoeken boven aan zijn hals en dan op het deken. Dan zegt hij opeens: ‘Dis à grand' mère là-bas....’ maar hij kan het niet meer zeggen. :-: Een laatste beweging van zijn hand en zijn hoofd, en dan ligt hij stil, zonder zichtbaren overgang van het leven in den dood. :-: Buiten zoemt het eerste gerucht van het ontwakende kamp. :-:-:
† † †
Zoo is Vadertje Musset van Cernay-en-Dormois gestorven, in de groote holle tent en het grijsbleeke licht. :-: Hij ligt begraven op het kerkhof van Erfurt, in den verlaten eenzamen hoek, waar nog vele, vele anderen liggen begraven. :-:-:
|
|