Officia Ciceronis, leerende wat yeghelijck in allen staten behoort te doen, bescreuen int Latijn
(1561)–Marcus Tullius Cicero– Auteursrechtvrij
Hoemen hem metten vrienden draghen sal, ende dat de ionst tot vrients profijt niet teghen eerbaerheyt mach staen.
| |
[Folio 113v]
| |
toelaten) tijt geeft, om zijn sake te vollen wt te segghen. Ga naar margenoot+Maer als die gheeede rechter oordeel spreken sal, so moet hy gedencken God tot een ghetuyghe daer ouer te roepen, dat is (soo ick vermoede) zijn ghemoet bouen twelcke God selfs den mensche niet godlijckers verleent en heeft. Alsoo hebben wy een goede zeede van ons voorvaders gheerft om den rechters te bidden, te weten, so veel als behouden eere ende eedt wesen mach. Dese begheerte dient tot die eerlijcke saken, inde welcken (so ic onlancx hier voor geseyt hebbe) een rechter zijnen vrient wel te wille mach wesen. Maer soument al moeten verwilligen dat vrienden begheeren: dat en soude gheen vrientschappe, maer muyterije ende tsamensweringhe zijn. Ick spreke hier van die ghemeen vrientschappen: want inden wijsen ende volmaecten mannen en mach niet sulcdanichs wesen. Ga naar margenoot+Men seyt datter tusschen Damon en Pythia Pythagoriens alsulcdanighe vrientschappe gheweest is, dat als de tyran Dionisius den eenen zijnen sterfdach hadde doen vercondigen, ende die selfde een weynich daghen tijts begheert hadde om zijn dinghen te bestellen, dander borge wert voor zijns gesellen wedercomste: onder voorwaerde indien zijn geselle opten bestelden tijt niet weder en | |
[Folio 114r]
| |
keerde, dat hy dan selfs steruen soude. Als nv deerste weder op zijnen dach quam, so verwonderde hem die tyranne, ende begeerde dat sy hem voor de derde in hunlieder vrientschap inschrijuen souden. Daeromme dan alst gheualt tusschen vrienden, dat het ghene dat nut schijnt gheweghen wordt tegens tghene dat eerlic is: soo laet den oorbaer varen, hout v aen die eerbaerheyt. Ga naar margenoot+Maer als een vrient dingen begheert die niet eerlijck en zijn, soo moet die conscientie ende trouwe voor alle vrientscappe gaen. Also vercrijchtmen de kuere van de behoorlicheyt die wy soecken. |
|