Officia Ciceronis, leerende wat yeghelijck in allen staten behoort te doen, bescreuen int Latijn
(1561)–Marcus Tullius Cicero– Auteursrechtvrij
Van gelijckenisse tusschen twee oorbaerlijcke saken, ende welck van beyden het nutste is.
| |
[Folio 98v]
| |
twijfeltmen oft glorie beter is dan rijcdomme, oft beter is te hebben huyspachten dan lantpachten: van welcker aert de ghelijckingen zijn vanden ouden Cathone, de welcke ghevraecht zijnde wat alder nutste was inden huyslijcken oorbaer? antwoorde wel te weyden: wat het tweede was? so vele wel te weyden datter genoech sy: wat het derde was? wel cleeden. Wat het vierde was? ploegen: Als nv de vrager weder vraechde wat is woeckeren? Ga naar margenoot+doe sprac Catho was is een mensch te doden? hier wte ende wt veel anderen behoortmen te verstaen datmen aldus welc het nutste was plach te ouerwegen: ende dat hieromme dese vierde maniere vant ondersoeck der officien te recht by geuoecht is. Maer alle dat desen aengaet als van tgelt te winnen, te besteden ende te ghebruycken, werdt beter by sommighe oude eerbare mannen ende besochte huyshouders gedisputeert opter marcten ende in kercken, dan van eenige philosophen in de scholen: de welcke men nochtans behoort te weten, want si dienen totten oorbaer, daer af ick in dit boeck gesproken hebbe. De reste sal ick nv voorts af segghen.
Eynde vant tweede boeck. |
|