Officia Ciceronis, leerende wat yeghelijck in allen staten behoort te doen, bescreuen int Latijn
(1561)–Marcus Tullius Cicero– Auteursrechtvrij
VVat mate men int bouwen behoort te ghebruycken.
| |
[Folio 54v]
| |
schap in zijn huys oft gheslachte: als Scaurus een sone zijnde vanden aldergrootsten ende edelsten man niet alleen weygheringhe van tbegheerde burgermeesterschap, maer oock (dat meer is) beschaemtheyt ende ellendicheyt moste lijden in zijn vergroote ende vermeerde huysinghe. Des meesters eerwaerdicheyt sal door thuys wel wat verchiert worden, maer al d'eerwaerdicheydt en salmen niet door thuys soecken te vercrijgen: noch de heere en sal niet door zijn huysinghe, maer het huys door den heere eerlick ghemaect werden. Ende somen in alle andere saken niet alleen hem selfs maer oock anderen besorcht: so moetmen ooc in een heerlick mans huysinghe (daermen vele gasten verwacht, ende groote menichte van alderley staet van menschen) groote ruymte besorghen. Anders indient heerlike ruyme huys ledich ende eensaem blijft, soo ist sinen heere dicwil tot een schande: ende is de meeste schande noch, alst voor een vreemt meester te huyre gaet. Want het is hateliken als vanden voorby ganghers gheseyt wert, o edele huysinge, wat ongelijcker meester bewoont v: twelcmen tot desen tijden wel van vele huysen segghen mach. Elck sie oock voor hem (bysonder die self bouwet) dat hy hem seluen in grote cost ende heerlicheyt niet te verre ende | |
[Folio 55r]
| |
bouen de mate en laet kennen: in welcke sotheyt veel anderen ons tot een spieghel zijn. Want elck ghemeenlick (bysonder in costelick bouwen) de groote meesters wil nauolghen. Wie isser doch die de duechde vanden edelen man L. Lucullo na volcht? maer hoe vele zijnder die zijn heerlijcheyt int bouwen na geuolcht hebben. Ga naar margenoot+In welcke saken men voorwaer mate moet houden, ende hem tot het middel schicken: welcke middelmaticheydt in alle tghebruyck ende in alle den handel ons leuens onderhouden moet zijn. Hier van ghenoech. |
|