Van twee manieren van spreken.
Het lii. Capit.
Voorts, ouermits daer grote cracht ghelegen is int spreken, twelc tweederley is, te weten een dat constich, ende een dat daghelijcx is, so ghebruyct men het constige in twistighe saken voor rechters, voor raden ende voor den volcke: het daghelijckse pleechtmen meest int wandelen, in kercken, opter marcten, int disputeren ende in waerschappen met ons vrienden ende kennissen. Vant constige spreken, hebben de rethorisiens vele wetten: maer vant dagelijcse met