Huishoudelyk woordboek
(1743)–M. Noel Chomel– AuteursrechtvrijVervattende vele middelen om zyn goed te vermeerderen, en zyne gezondheid te behouden, Met verscheiden wisse en beproefde middelen
Hoe men het teelt.Zaait ’t in een grond, die niet t’enemaal verwerplyk is, om’er allerleije soorten van Granen in te gojen: want menigmaal vindt men luiden, die uit spaarzaamheid landen daar toe gebruiken, die nergens anders toe dienstig zyn: maar ik zag ze ook, die in hunne hoop bedrogen waren, en die na langen tyd eerst hout hadden van klein gewas. Men moet ook toestaan, dat men’er niet hoeft ’t beste Land aan te besteden, dit zoude ook niet voordeelig uitkomen. Die de middelmaat houden zullen best doen. Zo ’t slechtste Land van een Landhuis goed is om Koorn te zajen, zal men niet voordeelig doen, zo men’er hout in zet; ’t Graan is altyd voordeeligst. Vraagt men hoe veel Land men daar toe moet gebruiken? dit hangt van de menigte af van ’t Land dat men heeft, en de wil van hem die ’t wil bezetten. Wat voor Land men met Houtgewas bezajen mag. ’t Brengt niets goeds voort, als men ’t niet bearbeidt, en ’t Houtgewas groeit’er niet op, zo ’t niet is geploegd, of gespit. Als men Eikels wil zajen, waar van de Eikenboomen groejen; moet men ten minste den grond driemalen bearbeiden; hy moet mul en niet kluitig zyn, om ze te eer te doen spruiten. Dit Land moet aan breede Veuren leggen, van omhoog na omlaag, op dat’er de regen te eer afloope, die’er op komt. Wat de manier van zajen aangaat, daar ontrent moet men anderen raad geven; en zie daar waar in zy, die over dat stuk geschreven hebben, van malkander verschillen. De eersten willen, dat men op de Voren in regte lyn de Eikels plant, een halve voet van malkander; gebruikende om daar in te gelukken, een hout, waar mede men gaten steekt, waar in men de Eikel goit. Die Veuren moeten vier voeten wyd zyn, en niet hebben, dan ene ry van die Eikels gezaaid, op dat, zeggen zy, die willen, dat de zaak zo is, men de grond roere om ’t hout; ’t geen maakt, dathet in korten tyd fraai wordt. Deze voorzorgen neemt men om Bossen te bezajen: maar ’t geeft my vreemd, of zy, waar van die grote Bossen zyn, deze manier wel gebruikt hebben, om dat ik twyffel, of de Kool de Sop wel waard is, gelyk men zegt. Maar de twede, die daar minder werk van maken, vergenoegen zich, na datze hun Land hebben na behooren geschikt, met daar de Eikels over te zajen, gelyk men Koorn doet, maar minder dicht; en daar de Eg over te halen. Wat den tyd belangt, waar op men ze zajen moet; deze is Februari, of Maart; als de grond die grote vocht kwyt is, welke de Winter geeft, en die ze beletten zoude mul te worden, zo zy daar van nog deurvochtig was. De eerste en nuttigste aanmerking, welke men moet maken, na dat het Houtgewas is gezaaid, is het met Slooten te omringen. Dit bewaartze voor twe ongemakken, die niet missen zouden, zo men deze voorzorge niet droeg. Voor eerst, kan ’t Vee zonder deze Slooten gemaklyk in ’t Houtgewas komen; als het begon te groejen, kon het’er dan ligtlyk van beschadigd worden; ’t zy dat het ten deele werd afgegeten, waar- | |
[pagina 1481]
| |
door het ten eerste sterven zoude, ’t zy dat het vertreden werd, waar door het weinig voortgang in den groei zoude maken. Ten twede. In de Slooten ontlast zich ’t water, dat anders op den grond, met Eikels bezaaid, zoude blyven staan; en dus raakt de te grote vocht weg, die ze anders zoude doen verrotten. Men zaait gemeenlyk met hoop, dat al het zaad groeje; maar gelyk men Planten heeft, die, hoe dicht gezaait, echter wel groejen; zo heeft men andere, die, overvloedig opgekomen, malkander in ’t groejen hinderen, en die men derhalven dunnen moet. Dus is ’t met de Eikenboomen. Deze een wydgespreide wortel hebbende, moeten een goeden voet van een gehouden worden. Men moetze dunnen op ’t eind van Juni, wanneer ze daar groot genoeg toe zyn. Maar, om dat de Planten nog teder zyn, de aarde hard, en de wortels niet willen schieten, moet men wagten tot dat het heeft geregend; dan zal men met de Ryf, of Klou alles uithalen, wat kwaad kan doen: want zo de wortels in de aarde bleven, zoude men voor ene, verscheiden stengels krygen. Men moet ook zorge dragen, dat men in ’t uitwieden wat acht op de ryen geeft, om alles in orde te krygen. Als men de jonge Planten dunt, moet men’er ook ’t onkruid uithalen, dat haar niet minder nadeel zoude toebrengen. Dit eens gedaan zynde, laat men ’t Houtgewas ’t gantse Jaar staan, zonder iet meer daar aan te doen. In ’t twede Jaar gaat men in de maand Juni, als ’t geregend heeft, nog eens kyken, om ’t uit te harken; maar men neemt veel volk meê om te schielyker gedaan te krygen, eer de aarde weder hard wordt. Dit gedaan zynde, kykt men’er niet na voor ’t volgende jaar, wanneer men nog eens ligtjes omklout, om te eer te doen groejen. Door middel van dit omklouwen is de grond beter in staat om ’t geen uit de lucht tot hare groei komt te ontfangen, en te beter de Planten te doen groejen. Als ’t derde Jaar over is, en men de jonge Boomtjes sterk genoeg ziet, om zo veel van een yzer niet te weten, haalt men den grond twemaal ’s Jaars om. De eerstemaal doet men het in de maand van Maart, en wat dieper dan de volgende reizen. De twedemaal haalt men den grond om in de maand Juli, drie dagen na ’t regenen, met mooi weêr, op dat de hitte de wortels van ’t onkruid doe sterven; ’t geen ze niet doen zoude, zo ze nog enigzins zouden vochtig zyn, door ’t weder. Dit moet men doen tot dat het Houtgewas negen Jaren oud is, wanneer men het voor de eerste reis hakt, niet om daar een groten overvloed van te halen; maar op dat de voet, ontlast van de takken die hy te veel te voeden heeft, te beter deurgroeje; dan krygt die voet meer kracht als zy te voren had, en schiet grover en schoonder takken. Uit zulk gezaaid Houtgewas kan men Boomtjes halen, als zy ter hoogte van een voet, of anderhalve gekomen zyn, om ze elders te verplanten, of Hakhout van te maken. Gelyk’er niemand is, die niet weet, dat het Hakhout niet alleen van Eikenhout is, en men daar Olmboomen, Ahornboomen en andere wilde Boomen in vindt, en zelf zulke die Vruchten dragen, zal het niet kwalyk voegen aan te merken, dat het goed zy, dat men de Eikel zaait, om daar een hondertste deel van dat soort van zaad onder te gojen. Zy hebben op haren tyd hun byzonder nut. Als Juni op ’t laatst gekomen is, noopt ons dit Houtgewas, als het éérst geplant is, uit hoofde van de vreemde wortels, die daar van alle kanten deur komen, om ze daar voor de twede reis uit te halen, door ze nog eens luchtjes om de zelfde rede om te halen, om redenen te voren aangetekend. En eindlyk voor de derde reize roert men den grond als in de twe voorgaande, in de maand van September: waar na dat hout ons niets meer vergt te doen, tot aan de naast aanstaande maand April. Dan roert men de aarde een weinig dieper, als de éérstemaal; vervolgens doet men het in Juni, en in de maand Augustus gelyklyk. Hoe zoude de grond, die zo gehavend wordt, ondankbaar kunnen zyn? Hy zoude immer al zyn vermogen in ’t werk stellen, om de Planten, die’er in zyn, gelukkig te doen groejen. Men spaart, zes Jaren lang, aan jong Houtgewas geene moeite in de gedachte maanden, en gedurig al dieper en dieper. Zie daar dan zes Jaren arbeids: maar men doet het daarna altyd; want het zevende blad, ’t geen dat jonge hout uit zyne takken schiet, die van den enen en den anderen kant uitkomen, wordt zo dicht in een, dat’er geen deurkomen aan is, dan met grote moeite; te meer is het van den ouderdom van drie Jaren in staat, om zich algemeen te bewaren voor alle planten, die het verstikken wilde; en in ’t zevende is ’t, na alle bearbeidingen, die het gekregen heeft, sterk genoeg, om na wens te groejen, tot dat men het de eerste reis hakt, ’tgeen men gemeenlyk doet, als het negen, of tien Jaren heeft. Schoon men zegt, dat men, na het voorbygaan van zes Jaren, niet hoeft te doen dan ’t Houtgewas maar te laten groejen, echter schynt het voordeel, ’t geen men daar van haalt, ons aan te raden om in dat Jaar, waar in het gehakt wordt, nog eens den grond om te halen in de maand April. Men kan niet zeggen hoe wel dit Hakhout naderhand uwen arbeid vergoedt; hoe veel hout het levert voor brand, en hoe veel inkomen ’t u geeft. Hakhout plant men niet verder van een, dan anderhalve voet; maar opgaand hout, zes voeten van een.
hout (hak). Zo een Koopman een Bos om te hakken wil koopen, zie daar hoe hy moet te werk gaan. Voor eerst moet hy op de gelegenheid der plaatze acht geven. Ten twede moet hy in ’t koopen een volmaakte kennisse hebben, welke daar in be- | |
[pagina 1482]
| |
staat, dat hy ziet, of het Bos wel is voorzien, of het hout groot genoeg zy, om gebruikt te worden tot het geen men wil, ten aanzien der plaatzen, daar men is, en ’t vertier, dat men’er van doen wil. Dit wel onderzocht hebbende, moet men acht geven op de Bedingen, en Markten. By gebrek daar van heeft zich menig bedurven. Hierom moet men over de prys overeen komen, om eer meer tyd te krygen, als minder, om ’t verkochte perceel af te hakken. Om dat menig daar voor geen zorg gedragen heeft, heeft men Verkoopers grote schaden zien lyden, door de schade, welke hunne Waren, die ze weg moesten halen, aan ’t gehakte hout deden, op een tyd, als ’t al begon te schieten. Anderen die al te zeer waren geperst, moesten dubbeld geld voor de hulp geven, dieze van noden hadden, om ’t weg te halen, op datze dat ongemak niet zouden velen. Zie daar zeer wezentlyke verdragen, die men in ’t verkoopen niet moet vergeten; dat de Verkooper den Koopman zal afhouden alle moeite en kosten, die hem konden overkomen, van alle schade, kosten en interessen, door den dag van ’t verkoopen der Houtwaren te vertragen; anders loopt de Kooper dikmaal gevaar van te zien, dat zyn Verkoopen, door de menigvuldige beletzelen, afgebroken wordt, die men daar aan doet. ’t Gebeurt somwyl, dat hy die verkoopt, zekere jonge Boomen doet uittekenen, of zelver uittekent; in zo een geval, doet hy in ’t verkoopen aantekenen; dat in geval, by ongeluk, die jonge Boomen gekraakt, of gebroken worden, de Kooper daar gene schade van lyden zal, en dat hy niet verantwoordlyk zal zyn voor de schade, welke de Werklieden moedwillens, of by ongeluk daar aan gedaan zullen hebben; behoudens dat de Verkooper tegen hen recht behoude; en dat de Kooper, hoe ’t gaan mag, niet zal zyn gehouden, dan om anderen in de plaats te laten, van die, welke omver zyn gehakt. Wy moeten hier nog iet by voegen, dat niet minder noodig is. Een Koopman koopt niet dan Boomen, die in een Hakhout staan, dat eerst wordt gehouwen. Hy komt met den Verkooper wegens den tyd over een, wanneer hy zyn Perceel moet weggehakt hebben. Niet tegenstaande dat, moet de Kooper niet nalaten te bedingen, dat zo, gedurende den tyd, waar over men ’t eens is, enige schade aan ’t Hakhout komt, de Verkooper gene schade kan eissen, als die schade niet geschied is met medewete van den Koopman, die daarontrent op zynen eed zal geloofd worden. Dit Hakhout, is niet altyd aan de grote wegen gelegen; en gelyk men om de Parcelen af te hakken, noodwendig een weg van node heeft, die men somtyds niet dan over eens anders grond krygen kan; zoude zich een Koopman verlegen vinden, zo hy niet wist hoe zich daar uit te redden. Hy moet wel acht geven, eer hy de koop toeslaat, dat hy bedenkt, dat de Verkooper hem zal een pad wyzen, dat hem brengt aan den weg, die ergens heen leidt, daar hy zyne Waren zal verkoopen; en dat tot zyne keuze, zonder dat hem imand kan hinderen in ’t vervoeren van zyn hout, of hem enig belet kan toebrengen, dan ten schade en koste van den Verkooper. Men zal ook bedenken, dat het zal geoorloofd zyn Kolen, Assen en andere dingen te maken, die men goed acht van ’t hout. Zo ’t opgaande Boomen zyn, zal men schryven, dat het geoorloofd zal zyn, hoog en laag hout te hakken, in wat tyd het ook zoude mogen wezen, zonder enige achterhoudenheid, naar de Wet; en ’t zo te doen verkoopen, tot zulk werk, als de Koopman ’t zal goed vinden; en te nemen, of doen voor hem in ’t algemeen zulke gemakken maken, als hy nodig en dienstig zoude vinden, om zyn hout aan den man te helpen; en dat de Kooper eindlyk meester van de Eikel zal wezen, den gantsen tyd van het Verdrag, zonder dat imand vryheid zal hebben, om’er enig Vee zonder zyne toestemming in te brengen. En gelyk een Koopman niet te veel voor zyn belang kan toezien, zo moet hy vragen, zo hy wil, of hem, naar mate, dat hy de Landen zal uitwieden, geoorloofd zal zyn ze te bearbeiden, ’er zaad in te gojen, en de vruchten daar van gedurende de huur te halen; en zo men die Landen in Houthakkeryen wil veranderen, dat hy niet zal aanspreeklyk zyn voor de schade, welke de Beesten daar aan zouden, gedurende dien tyd, hebben kunnen doen. Om zich middelen te geven om gemaklyk te betalen, kan een Koopman van hout, op verscheiden tyden, na vele Jaren, doen stellen de koop, die hy van ’t hout gedaan heeft, om te maken, dat in geval men hem komt moeilyk te vallen, ’er nog iet overschiete ’t geen hem voor waarburg strekt. Na ’t doen van de koop heeft men ’t hout maar te handelen, gelyk men het voordeeligst zal vinden. Dan moet de Koopman zien, hoe hy doen moet, om schielyk van zyne Waar te geraken, alles naar de kostumen en gewoonten van de plaatzen.
hout, (opgaand). Alle hout, dat men niet hakt op den gewonen tyd; maar van veertig tot honderd en twehonderd Jaren laat groejen, wordt voor opgaand hout gehouden. De kennisse van dat soort van hout, terwyl het staat, verschilt veel, en is vry wat moeilyker, dan dat men van Hakhout heeft; en een Koopman is een dwaas in den Koophandel, zo hy, een opgaanden Boom koopende, daar van de natuur niet kent, om daar van ’t hout toe te stellen; en zo hy niet weet, wat men’er al mede doet, en waar ’t al goed voor is. | |
Hoe men alle de byzondere gebruiken van hout kent.Om tot die kennisse te geraken, moet men de plaatsen weten, daar dat hout legt, en van wat groei de Boomen zyn; en, naar dat men ze by onderzoek vindt, of zal men ze schikken voor de Schrynwerkers, of men heeft ze te verkoopen voor de Timmerlieden. Men heeft Bossen, die zo dicht bewassen zyn, | |
[pagina 1483]
| |
dat’er de Zon niet kan deurboren, en die op een goeden grond leggen. ’t Hout dat daar van komt, is altyd teder, om dat het altyd in de schaduwe geweest is; en ’t is niet goed dan voor Schrynwerkers, waarom men dat Artikel moet nazien. Maar zo de grond, waar op ’t Bos staat, zandig en steenig is, of keizelig, of met Hageboomen, en wel in de Zon heeft gestaan; zo moet men niet eens twyffelen, of men ze tot Timmerwerk moet schikken: want het hout zal hard zyn, en gevolglyk daar dienstig toe wezen. Men spreekt hier niet alleen van de Boomen, die in de Bossen groejen; maar ook van alle, die elders opkomen, en die meer, of min in de Zon staan, om zich daar van de zelfde gedachten te maken, die we boven komen te zeggen: want alle de Kooplieden in hout, zyn niet altyd in staat om Bossen te koopen. De Ordonnantie spreekt van de verschillende Perceelen, die men van hout maakt, en die gemeenlyk zeven zyn; te weten de Perceelen van Hakhout; die van overgehouden opgesnoeide Boomen op Hakhout; de Perceelen by verdunning; die by de stammen der Boomen; hoge Boomen; geknotte Boomen; omgewaaide Boomen; waar van we niets byzonders zullen zeggen, dewyl het genoeg is, dat alle hout hout zy, en dat een Koopman het koopen kan, als het maar is geoorloofd het te verkoopen. De Houtkoopers moeten wel toezien, zegt men, dat men ’t hout niet omhakke, dan in ’t afgaan van de Maan; en dat men daar in de slechte gedachten van vele werklieden niet volge, die anders wetende, dan ze zeggen, staande houden, dat’er weinig aan bedreven is, wanneer men ze hakt; en liever hun voordeel daar in zoeken, dan ten dienste en nutte van hem, die zulk hout in gebruik zal brengen. | |
De tyd wanneer men oude hooge Boomen hakt.Hooge oude Boomen begint men te verkoopen, van Sint Maarten af, tot op ’t eind van Februari, en men ziet wel toe, dat men ’t altyd in ’t afgaan der Mane hakt, om dat het hout dan gesloten, en beter ten gebruike wordt; en langer duurt, als wanneer men ’t by een Nieuwe Maan omver hakt. Ik weet wel, dat’er zyn, die zich inbeelden, dat de Maan’er weinig op vermag: maar daar men ziet wat invloed de Maan op enige ondermaanse dingen heeft, mag men de Houtkoopers wel bidden, daar meer acht op te geven. | |
Hoe men aan de kennisse van oude hooge Boomen komt, om te gelukken in dien Koophandel.Men kan zeggen, dat al wie oude hooge Boomen wil koopen, na datze wel zyn onderzocht, groot gevaar konde loopen van bedrogen te geraken in zyne koop. Hierom moet een Koopman, die in zyne onderneming zal gelukken, de navolgende voorzorgen nemen, Voor eerst zo hy geen te groten getal van Boomen heeft gekocht, moet hy op de hoogte en dikte acht geven; en derhalve zich met het gezicht alleen niet vergenoegen, maar een toutje gebruiken; want dit gedaan zynde, zal hy de takken in aanmerking nemen, om te oordeelen van ’t geen’er van komen kan, en dus zal hy op een papier een Rekening van ’t geheel zetten, om daar zyne gissing zo goed over te maken als hy kan. | |
Hoe men de maat van de hoogte der Boomen neemt.Neemt imand by u, die maat voert met een Roe, en van den voet af begint. Oordeelt by ’t oog van ’t overige, naar gelang van de Roe, die gy hebt gemeten, en van ’t geen ’t overige kan doen. Voegt daar na alles by een, dit zal byna de hoogte des Booms uitmaken. Dit middel dan in ’t werk gesteld zynde, kan een Koopman weten, wat hy uit een Bos kan halen. | |
Middelen om te weten hoe vele duimen een Boom zal houden, als hy is gevierkant.Neemt een toutje, legt dat om den Boom, en is dit zes voeten in ’t ronde, zo voudt het in drien. Neemt’er een deel af, en ’t overige, dat de twe andere uitmaakt, voudt dat in twaalven, om’er nog een deel af te nemen. Dit gedaan zynde, vout het in vieren; ’t geen’er overblyft, hoeft men daar van niet dan de langte te meten, en dat zal wezen ’t hout ’t geen de dikte inhoudt. | |
Wat men meer in ’t stuk van dien Koophandel moet aanmerken.Na datwe hebben in aanmerking genomen, of de Boomen schoon en recht zyn, en of de Perceelen groot zyn, moet men ze altyd in ’t vierkant hakken; want men heeftze meer en eer verkocht, dan ’t geen gezaagd wordt, en de kosten zyn zo groot niet. De Koopman moet wel toezien, dat dat hout wel gevierkant zy, om dat men dat eer kwyt maakt, als ’t andere dat vol is van Spint. Zo men ziet dat’er krom grof hout is, zal men daar krommers van doen maken voor Meulens, of Schepen, naar de grootte van de dikte die ze hebben. Maer zo men een menigte van Boomen had af te zenden, moet men ze op verscheiden wyzen toestellen, om ze te eer kwyt te worden, als’er elk zyn geryf vond. Gelyk, by voorbeeld, men verkooptze gekloofd, die tot het kuipen van Vaatwerk gebruikt worden, zo wel vierkante gescheurde, als platte gescheurde Latten (volace) en Staken, zo wel Ribben als gescheurde Palen en Staken. Men moet ook niet vergeten Planken van verscheiden grootte en dikte te doen maken. Palen, Regels, Ribben, Staken, Balkjes tot Goten, en te doen maken Raamhout, Bossen, Takken en Kolen; alles naar ’t meest gebruik der plaatsen; om niet te maken, dat men ’t goed lang by | |
[pagina 1484]
| |
zich houdt. Zo men onder ’t hout ander vindt, dan Eikenhout, doet men ’t verkoopen, naar dat men het gemeenlyk gebruikt. Eikenhout is een hout, waar van men in de Bossen ’t meeste werk maakt. ’t Is in ’t groejen aan twe ongemakken onderworpen, welke men noodwendig moet weten; om in ’t verkoopen niet bedrogen te wezen, want somtyds is ’t, of schilferig, of dwersdradig, ’t geen ’t onbekwaam maakt om te worden gekloofd. | |
Gebladderd hout, of Roulé.Men weet dat een Eikenboom is schilferig Roulé , als ’t gewas van elk jaar niet aan malkander is vast gegroeid, maar elk gewas op zyne dikte op zich zelve is gebleven. | |
Dwersdradig hout.Als men ziet dat de draad van Eikenhout dwers loopt, dat is, van de ene kant der schorse na de andere toe, is ’t een bewys, dat het dwersdradig loopt; en zo een Boom, behalven dat ze niet dienstig is om te klooven, durft men van een grote langte niet gebruiken, als hy veel gewigt moet dragen, om dat hy afknappen zou. | |
Kloof-hout.’t Beste hout, dat in een party komt, is dat voor klooven moet gekoren worden, en de Blokken daar toe in gebruik, worden gemeenlyk gezaagd aan ’t eind van ’t afgehouwen. Hier van haalt men gemeenlyk de duigen van de bekwame lengte, en naar ’t gebruik van ’t Land waar voor ze geschikt zyn. De twe soorten van gescheurde Latten worden ook van de stammen genomen; en die men noemt vierkanten quarreé, moeten vier voeten langte, en twe duimen breedte hebben, en drie linien dikte. Wat de platten Volices aangaat, die hebben de zelfde langte en dikte; maar de breedte is van drie, of vier duimen. De gescheurde vierkante Palen zyn van vier voet en een half, en van drie voeten gemeenlykst. Men neemt’er ’t grootste gedeelte van de Stam toe, waar van men niet heel wel latten heeft kunnen scheuren. Men kan palen maken tot vyftien voeten toe. Deze zyn ’t, welke men gebruikt om Pallissaden te maken; en als zy meer dan zes voeten hebben, noemt men dit soort van Paaltjes, aan de kant van Auxerre, Perches. Men heeftze naaulyks dan aan dien kant, daarze dien naam hebben, om dat het niet byna dan in ’t Auxerrois is, daar men de Wyngaarden aan Staken bindt. Maar, om weder tot de duigen te komen, waar van men reeds heeft gesproken; men moet weten dat men ze van verscheiden langte heeft; dat enige van 3 voeten moeten zyn, zullende dienen voor Oxhoofden, die voor halve Oxhoofden twe voeten en een halve; en dus met de anderen, en ten aanzien van de Landen, daar ’t Vaatwerk groter, of kleinder is, zyn die soorten van duigen meer, of min groot. Elke Duig moet altyd van de Bômen verzeld gaan, welke een soort van Duigen zyn, die niet boven de twéé voeten lang zyn, en zes duimen breed. Dese schikt men voor de Oxhoofden, maar voor de halve moetenze niet boven de anderhalve voet langte hebben; en zyn van de zelfde langte als de voorgaande. Alle Duigen en Bodemen, die beneden de vier duimen breedte hebben, worden voor uitschot gehouden, en zy moeten van zeven tot negen linien dikte hebben. Aan ’t eind der stammen, waar van men de Duigen gehaald heeft, is’er altyd nog de langte der Boomen over, die zes voeten heeft, en somtyds meer in de lengte. Deze moet men vierkanten, en ze daar na om te zagen gebruiken. | |
Van ’t Spint.Wy zullen in alle Boomen van wat aart het zy, als zy omver gehakt zyn, pas binnen den bast een wit hout zien, dat rondom den Boom gaat, een duim ontrent dik, en gemeenlyk van een andere kleur, als ’t voorname hout is; dit noemt men Spint. Dit hout heeft slechte hoedanigheden, en moet onder het Vathout niet komen, want het is uitnemend gevaarlyk de Wyn in Vaatwerk te doen, daar dat ten deele in komt. Daar by als dit hout op een vochtige plaats is, is het het rotten zeer onderworpen; of het stuift af door opeten, als het in droge plaatsen legt. Hier om gebruikt men ’t nooit als tot Staken. | |
Van verscheiden stukken van gezaagd hout.Na dat een Koopman in hout, door klooven’er alles af heeft, wat hy kan, ziet hy de stukken hout uit, waar van hy kan laten zagen; en naar de langte, welke elke soort hebben moet. Men verdeelt het Zaaghout in planken van verscheiden dikte, in Latten, Regels, vierkanten Palen, Ribben, Geuthouten, of Chevrons, gelyk men in Bourgonje zegt: Maar ’t is niet genoeg alle de namen van de soorten van gezaagd hout te hebben, om ’t te verstaan moet een leerling, die daar Koophandel in dryven wil, weten, wat elke van die namen wil beduiden, en hoe men ’t moet kwyt worden. | |
De Planken.De Planken zyn goed tot velerleije gebruiken, naar meerdere, of mindere langte, breedte, of dikte; dit moet een Koopman van allerhande soort hebben, om het hout ten voordeele te verkoopen. De Planken, welke men gebruikt om Kuipen van te maken, hebben deurgaans niet meer, dan een duim breedte; wat de langte belangt, men heeft het van drie voeten en een half, en vier voeten. De Plankjes, die Schrynwerkers deurgaans gebruiken, zyn die een duim dikte, en twaalf duimen breedte hebben. Men moet maken, dat men zulk soort heeft, want dit gaat wel weg; men maakt ook Plankjes van een half duim dikte, en twaalf breedte, die men Wageschot noemt. Men maakt’er hier ook gelds genoeg van, al gaat het zo grif niet voort, als de voorgaande. | |
[pagina 1485]
| |
Balkjes.Men moet zo veel als men kan uit een party maken, dat men’er allerleije soorten van waren uit heeft, om ’t verdriet niet te hebben, dat men imand heenzendt, die’er komt koopen. De Balkjes zyn onder ’t gezaagd Hout, waar voor een Koopman zorg zal dragen, dat hy is voorzien. Men doet ze van vyf tot zes duimen dikte verkoopen, maar de langte hangt van het begrip af: want men maakt ze zo lang, als men ze hebben wil, altyd meer, of min, de ene dan de andere lang; en om goed te zyn, moet men’er sterke houten uit kiezen, om den last, die ze hebben te dragen. Men heeft Balken, welke men Solives de Bris noemt, en welke in ’t vierkant gehakt van zeven tot negen duimen dikte hebben, en van vyftien tot achtien, en by de twintig voeten langte. Zulke stokken zyn zeer gewild, en de Kooplieden moeten maken, daar van wel voorzien te zyn, alzo ze boven Zaaghout gehouden worden. | |
Ribben, contre Latte.De Ribben zyn ook een werk, dat men gezaagt verkoopt; ’t is goed in het Leidekken, en van vier tot vyf duimen breed, en een halve dik. | |
Ribben, of Sparren.Men kan geen Huis zonder Ribben, of Sparren maken, dat soort van gezaagd hout wordt daarom ook wel verkocht. De gemene Ribben moeten van drie duimen op den enen kant gezaagd zyn, en van vier op den anderen, al het Spint moet’er af zyn, zo het mooglyk is. Men verkoopt nog Ribben van een ander soort, die vier duimen van alle kanten hebben, behalven dat men ze gebruikt om Huizen te dekken, zo worden ze van Schrynwerkers gekocht, vooral als zy zonder vlekken en van zacht hout zyn. | |
’t Spint.Dit is een wóórd, ’t geen de Houtkoopers gebruiken, en ’t geen een plaats betekent, waar van ’t Spint niet wel is weggenomen, als ’t vierkant wordt gehakt, en ’t geen op vierkant gehakt hout te zien is. Alle de regels, hoedanige zy zyn mogen, worden niet gemaakt dan voor Schrynwerkers. Men verkooptze van twéé soorten, te weten, ’t een van twee duimen dikte, ’t andere van drie, en elke van zes duimen grootte. | |
Spillen en Posten.Men verkoopt die twe zoorten van hout van verscheiden breedte en dikte; dat is, men maakt ze van vier en acht duimen, van vier en negen, vier en tien, vyf en tien, vyf en twaalf. Dit Hout moet ongebladderd wezen, en is goed voor Timmerlieden. | |
Goot-hout.Men heeft geen Zaaghout, daar men meer op letten moet, dan hier op; want we weten, dat goten van grote nuttigheid zyn, maar ook om goede en langen dienst te doen. Men moet ze van gezond Eikenhout nemen, dat gene kwasten, Schilfers en spint heeft; om dat het water, dat het moet ontfangen, daar door gaande, de plaatzen zoude schade toebrengen, die het moest bewaren. De stukken houts, die men voor dat stuk van gezaagd hout moet gebruiken, moeten acht en negen duimen vierkant zyn; en de wyze, waar op men het moet zagen, is, dat men ’t van den enen tot den anderen kant, dwers deur de hoeken heen, moet laten zagen. Wy hebben nu niet meer noodig, dan te weten hoe men het moet koopen. Men moet vooreerst aanmerken, dat de kant, daar de Zaagsnee heengeloopen heeft, het bovenste van de Goot moet uitmaken, welke men moet uitholen, latende een goede duim breedte op elken kant; en dat stuk van Timmerwerk is gemeenlyk lang van zes tot een en twintig voeten; en om te beletten, dat de stekende Zon ’t hout geen leed doet, moet men ’t gedekt houden. | |
Palen.De Timmerluiden gebruiken Palen om Heiningen van te maken, men geeftze om te verkoopen de dikte van vier, en zes duimen. Zie daar al het Zaaghout, dat men gewoon is te verkoopen in de Eiken-bossen. Maar gelyk men meerderhande soorten van hout heeft, en waar van de Houtkoopers geld maken, als zy zyn gehakt op haar soort; zo zullenwe op elken Boom een verhaal doen van de Waren, waar voor men ze verkoopt. | |
Neuteboom.Dees Boom meer dan enige geschat, die men verkoopt, zal hier den eersten rang hebben. ’t Is een Boom, die van de Schrynwerkers zeer geacht wordt. Hier van makenze ook ’t fraaiste huisraad; Men maakt het aan Balken en Planken, en Regels, en alle die stukken moeten zonder scheuren en bladders wezen: want zo wel als Eikenboomen zyn de Neuteboomen aan bladders onderworpen. Die Zaagstukken, waar van we spreken, zyn twaalf, of elf duimen breed, dertien linien dik zonder zaagsne. Dit hout wordt ook aan bladen verkocht: maar dan moeten die Neuteboomen zeer gezond zyn, dikke stammen hebben, en de bladen moeten twe duimen dik zyn. De Werklieden, dieze van nooden hebben, gebruikenze zo als zy het goedvinden; en gelyk de wortels van de Boomen niet te verwerpen zyn, vooral zo ze bruin van kleur en wel geaderd zyn, zo zal men zorge dragen, dat men ze aan tronken maakt, en men zal ze hier wel verkoopen. Men maakt’er ook Blokken van, en de bast is goed voor de Verwers. | |
[pagina 1486]
| |
De Kornoelje.Men ziet naaulyks Boomen, waar van ’t hout harder is, dan dat van de Kornoeljeboom; deze is de rede, waarom ze de Molenaars gebruiken om’er de Pennen en Spillen van te maken, voor de Raden en Huisjes van hunne Meulens, en men geeft aan die Pennen, vier duimen van alle kanten, en zestien langte. Alle de takken van een Kornoeljeboom zyn goed voor Staven, als zy maar groot genoeg zyn. Zo niet, gebruikt men ze tot Tanden, welke men verkoopt van achtien duimen lang, en drie breed. De Schrynwerkers gebruiken dit hout om hun gereedschap van te maken. Om ’t hun te verkoopen, laat men ’t gemeenlyk aan Ribbens van drie vier duimen in ’t vierkant maken; of men verkoopt het aan Regels, waar aan men geeft de dikte van twee duimen, en zes breedte. Men zaagtze ook van vier tot zes duimen, en van zes tot twaalf voeten langte. | |
Kastanjehout.’t Kastanjehout volgt het Eikenhout: wat het Timmerhout aangaat; schoon men naaulyk Kastanjehout gebruikt, als men Eikenhout kan vinden; en ten aanzien van dat gebruik, verkoopt men ’t even-eens. Men heeft Landen daar men vindt Scheuten van zes zeven jaren; men maakt’er Hoepels van, of men verkoopt dat hout tot Staken, die heel wel aan den man willen. | |
De Berke-boom.De Kooplieden, die Heestergewas te koop hebben, moeten zorg dragen, dat ze Palen te koop hebben van vier duimen vierkant, en van zes tot tien voeten lang; en zy zullen ook niet vergeten ze aan Ribben te verkoopen, die twee duimen en een linie zonder zaagsne houden, en van zes tot acht duimen breedte, en van zes, negen, twaalf voeten langte. Men maakt ook van dat hout tot Planken, waar aan men elf, twaalf duimen breedte geeft, en dertien linien dikte zonder zaagsne. Men maakt nog Tafels voor de Keuken, en Hakblokken voor de Slagers. Men maakt’er ook van Schuppen, Lepels, Holblokken en een menigte van andere werken, welke de Houtwerkers gebruiken en toestellen, gelyk ’t hun behaagt. | |
Waarschuwing.’t ls niet genoeg, dat een Koopman de langte, breedte, dikte weet, welke ’t hout moet hebben, om de Zagers zo te doen zagen, als hy zal zeggen. Hy moet nog toezien, dat de Zagers zynen last volgen. Want de Zagers zyn een volk, dat niet veel deugt, zo men ze van naby niet in ’t oog houdt; en ’t is volk, dat het niet veel scheelt, al bederft het een stuk houts van een Koopman, die ’t op hen laat staan. De Houtkoopers moeten dan zelve hun hout gaan bekyken; zy moeten het oog over ’t hout laten gaan, datze verkoopen; en hebben gedurig de maat in de handen; en meten, of de Werklieden ook wel hun hout gemaakt hebben, als ’t hun is belast; en die yver, welke de arbeiders in hen merken, die, beweging welke ze zien, dat zy hun geven, en de voorzorgen, welke ze merken, datze dragen; dit alles, doet hen toezien op zich zelve, dat het alleen goed is voor hun, die zich met de Houtkoopmanschap bemoeijen. | |
De Els.Men gebruikt het Elsenhout, als het dik en recht is, om’er Holblokken van te maken, of Buizen voor Fonteinen; als een hout, daar in den grond geen vergaan onderhevig is; als het maar geen lucht meer krygt, als het’er eens in is. Als de Elsen dik genoeg zyn, om te worden gezaagd, maakt men’er Ribben van, drie duimen vierkant, en Ribben van twe duimen en van zes, tot acht duimen breed; alzo de Drajers zich van dit soort van hout als Staken voorzien, als zy dik en recht zyn. Men verkoopt de Schorse van die Boomen, zeer gretig, op dat men dat niet vergete te zeggen. Wy hebben reeds gezegd, dat men dit in de maand van Mei moet doen. De Houtkoopers, die dat hout hakken, dragen zorg, dat zy’er de Schors van halen. De Leertouwers en Hoedemakers zullenze hun niet laten. Men verkoopt’er ook Pennen van om de Vaten mede te sluiten. | |
De Populier.Als men de Populier Iaat hakken, doet men ’t niet, als om Planken van drie tot vyf linien dikte te maken. De Schrynwerkers gebruikenze voor verburgen werken, en men geeftze tien duimen breedte, en zes voeten langte. Gelyk dit hout niet seldzaam is, noch dier, zo zaagtmen daar Planken van, van een duim dikte, en elf, of twaalf breedte, welke men gebruikt om Deuren en Vensters te maken, ’t geen men aan Landhuizen doet. Dit hout is ook goed om een soort van Vathout te maken, dat men Barre noemt, en welke men in Bourgogne gebruikt, om goeden Wyn in te kujpen, die men daar van daan na Parys brengt. | |
Linde-boom.Men verkoopt de Linde boomen aan Bladen, zo ze daar dik genoeg toe zyn. Die Planken zyn van twe tot vyf duimen dik. Men maakt’er ook Planken van, die enen duim dik en twaalf lang zyn. | |
Abeel-boom, witte Populier.Buiten ’t bovengemelde, is de Abeel nog goed om tot Holsblokken te maken, en voor Klompen, welke Vrouwen en Mans gemeenlyk gebruiken. De Beeldhouwers zoeken ’t ook voor hun werk. | |
De Mispel-boomen, Lotus-boomen, en andere Boomen van dien aart.De Molenaars gebruiken, als zy geen Kornoeljehout vinden kunnen, Tanden en Staven van Mis- | |
[pagina 1487]
| |
pelen-hout, Lotus-boom, en andere Boomen van dien aart. Deze is de rede, waarom men ze onder de gekochte Perceelen vindende, ze op die wys van die langte en dikte moet verkoopen. | |
Ypen-boom.Dees Boom heeft zyn byzonder vertier; en vindt’er een Koopman enige in zyne Parceelen, of ’er gantse Parceelen van; zie daar hoe hy daar mede leven, en alle de aanmerkingen, die hy daar op hebben moet, om ze een gedaante naar behooren te geven; en al dat hout heeft geen gebruik dan voor Wagemaken, en aan mooten, en alles gezaagd. | |
Ruw Wagemakers hout.’t Hout dat den Wagemakeren dienstig is, en men daar toe gereed maakt, zyn de Aven, Assen, Speeken, Vellingen, Disselboomen: maar men weet niet veel, als men die stukken weet, zo men niet is onderrecht, hoe men ze aan den man helpt- | |
De Aven.Alle mooten, gelyk men wil zeggen, eer ze worden vervoerd, moeten op zes voeten en een halve lengte worden gezaagd, en tien duimen over ’t kruis hebben aan ’t dun eind; en vindt menze van twaalf tot zestien duimen, om’er grote Raden van te maken, ’t is daarom niet kwaad. | |
De Assen.Gelyk de stukken van Karren, Wagens en Koetzen, die ’t gantze gewigt van ’t geheel moeten ondersteunen, en van alles wat’er op geladen wordt; zo worden de Assen van zes voeten langte gekoren, en van zeven acht duimen middellyns aan ’t klein eind, en worden ruw gelaten. | |
De Armen.De langte, welke men aan de Assen in ’t ruw geeft, moeten ook aan de Armen gegeven worden, welke op ver na zo dik niet zullen zyn: maar daar zeer naby komen, als ze niet zyn toegesteld: want als zy dit gedaan zyn, en het staaltje zo styf niet was, zou ’t niet min goed zyn. | |
De Vellingen.Dit ruwe hout, dat de Wagemakers gebruiken, als zy de randen van de Raders maken, die men Vellingen noemt, wordt op de langte van twee voeten, of achtien duimen, en somtyds op drie voeten langte gehouwen, als zy worden gerond. | |
De Dissels.De Wagemakers willen twe soorten van Disselboomen hebben, die men voor Karossen en andere Wagens gebruikt. Dissels voor een Karos maakt men van tien tot twaalf voeten lang; en die van anderen, van twaalf tot vyftien voeten, zonder kwast en wel gekromd. | |
De Tangen.Men heeft twe soorten van Tangen, te weten zulke, die men slechte Tangen noemt, en die ruw ter langte van zes voeten worden verkocht, en van acht, of negen duimen in de middellyn, aan ’t dun eind, en die men noemt Tangen van bogen, welke men neemt van vier voeten en een half lang, en van negen, of tien duimen dikte. | |
’t Gezaagde Wagemakers hout.Na datwe gezegd hebben, wat het ruw Wagemakers hout is, moeten we tegenwoordig nog zeggen, welk dat is ’t geen gezaagd moet worden. Men heeft’er drie voorname soorten van, te weten Lissoirs, Pilaren van een Koets en Disselboomen. | |
Lissoirs.De eerste stukken worden tot zes en een half voet langte, en zes, of zeven duim breedte, en vier, of vyf duimen dikte verkocht. Nimand, die zich wilde bemoejen met Ypenhout te verkoopen, moet vergeten alle deze onderrechtingen waar te nemen. | |
De Pilaren van een Koets.Men doet de Pilaren tot zes voeten en zeven acht duimen langte zagen, van vyf zes duimen breedte, en drie vier duimen dikte. | |
De Disselboomen.De Disselboomen worden vertierd tot negen voeten langte, drie duimen en een half in ’t vierkant, aan ’t dun eind vier duimen aan ’t dikke. | |
Aanmerkingen.Men heeft nog andere Eiken stukken, die gezaagd worden, njet door de Houtkoopers; maar van de Wagemakers zelve. Dit maakt, dat de Kooplieden altyd vele stukken hout onbezaagd van verscheiden dikte en langte laten. Men schopt voor de Wagemakers de takken, die fraai zyn, niet weg, zo rechte als kromme, als’er maar gene kwasten in zyn: Want de Wagemakers weten ze wel te gebruiken, tot de kleine stukken toe, die maar een been dik zyn, en welke in ’t Wagenmaken worden gebruikt; en dit gants hout, dat men brengt, wordt hout om te verkoopen genaamd. Men moet aantekenen, dat zo men stukken houts van twe drie voeten en een halve dik vint, in ’t vierkant, en die van vier tot zes duimen dikte kunnen hebben, en in hunne breedte gelaten worden, moet men aan Bladen verkoopen. De Meulenaars zullen de Kooplieden wel zoeken, die zulke stukken hebben, om daar Raderen enz. van te maken. Zie daar onderrechtings genoeg die klaar is voor een Leerling in ’t stuk van Houtkoo- | |
[pagina 1488]
| |
pen. Maar laat ons dit stuk ten einde brengen, en nog zeggen ’t geen hier van gewigt is. | |
De Essen-boom.Men verkoopt het Essenhout aan Pilaren en aan Disselboomen; men voert het ook weg onbehouwen van verscheiden lengte, als van tien tot acht voeten, en van verscheiden dikte; van acht en negen duimen in ’t kruis. Zulke stukken zyn goed om zulk soort van tuig te maken, dat men gebruikt om de Wyn te vervoeren, en welke men Rolwagens noemt. Als een Koopman kwasten in een Essenboom ziet, die anders gezond is, moet hem dat niet stooten, want de Egwerkers hebben ze van nooden, en koopen ’t geen goed is. | |
Boog-hout.Dit hout is van den aart van den Essen-boom; wat de Egwerkers belangt. Hierom brengen ’t de Houtkoopers deurgaans onbehouwen, om de werklieden daar van te laten maken, wat ze willen. | |
De Jok-boom.’t Grootste vertier van den Jokboom is tot Assen, of tot ander Wagemakers werk. Men gebruikt het in de plaatze der Ypenboom, daar dees zeldzaam is; en na de Wagenmakers, weten we niet wie ze gebruikt, of het moesten Vorm-makers wezen, die ze ruw koopen. | |
De Wilg.De Wilgen worden aan driederhande stukken gehouwen; te weten aan Poten, welke die zyn, welke men gebruikt om te planten, en de Boomen van dat soort te vermenigvuldigen; aan Palen van vier voeten, om ze tot Latten te scheuren, bekwaam om aan de Wyngaarden te zetten; en aan Ribben om te gebruiken in de Tuinen tot Prielen. Van het dun hout maakt men Takkebossen, waar mede Bakkers en andere den Oven stoken, of den Haart, om een schielyken brand te hebben. Men gebruiktze tot Hoepen, velerlei Drajers werk, tot het maken van Klomphouten, Doozen, enz. | |
De Pere-boomen.’t Gebeurt somwyl, dat Houtkoopers in hunne Perceelen een Pereboom vinden, waar van de Stam veel belooft. Om daar geld van te maken, moet men ’t tot Planken, van zes of negen voet, laten zagen, en van een halven duim buiten de zaagsne, om wel tot Regels van de zelfde langte, en van vyf, of zes duimen breedte en dikte. | |
De Pruimen-boomen.Men verkoopt het Pruimen-hout ruw, als de stammen niet te dik zyn, op dat de Draaijers ze zelve zo toestellen als ’t geen vereist, dat zy’er van maken. Men verkoopt het ook aan Regels van langte en dikte als de Pruimen-boom is. | |
Hazelaars.Men heeft Landen, daar men veel Hazelnotenhout heeft, gelyk aan den kant van Avallon, alwaar men’er wat voordeel mede kan doen. Men verkoopt het tot Hoepelen van velerhande grootte; dat is, voor Oxhoofden en halve Oxhoofden, of vierdeparten; men maaktze tot Bossen. Men heeft’er vyftig aan elke Bos, men kanze heel wel en wis verkoopen, en van die soorten van Hoepen willen de Paryzenaars dat hunne Wyn gekuipt is, anders maken zy’er weinig zaaks van, en houdenze niet dan voor Bourgonjese Wyn. | |
Beucke.Sprekenwe hier van velerhande ander hout niet, ’t is om dat het voor zaaghout niet dient, en ’t niet anders deugt, dan om aan Takkebossen te maken; uitgenomen Palmhout, daar we niet van gesproken hebben, en dat men by de Stam, of aan de Kammakers en Drajers verkoopt. | |
De takken van hoge Boomen.Na dat men het ruwe grove hout gebruikt heeft om het zo te vertieren als ons goeddunkt, moet de Koopman de Takken in overweging nemen, die hem van de hoge Stamboomen zyn gekomen, op dat hy’er van make ’t geen hy kan. Gelyk ’t Zaaghout meer, dan de kleine stukken, waard is, die vierkant zyn, en van die takken gehaald; en die kleine stukken meer waard zyn dan de Takkebossen, zal een Koopman, die daar van onderrecht is gaarn onderzoeken, wat vertier hy daar van maken kan; ten zy de takken, die hy daar aan ziet, boven zes voeten langte hebben, is ’t onnut, dat hy takken van minder langte doe zagen. Zo het tot vierkant hout dient, kan hy’er niet van halen dan kromhout voor Scheepmakers, waar van de vertier zeer goed is, als het dicht by vaarbare Rivieren legt; of zo ’t ’er ver van af is, en de Voerluiden met al den winst daar van heen loopen, dat men van die stukken halen kan, zal men ’t niet trachten te maken, en men zal ’t alles aan Brandhout hakken, naar de styl der plaatze, daar men het vertieren wil. Van die Takken, en alleen ten aanzien van ’t hout, dat goed is voor Wagemakers, kan men daar Raderen van maken, na dat men onderzocht heeft, of’er geen kloof-einden aan zyn, die de behoorlyke langte hebben; te weten, twe voeten en een half, en enige duimen langer. Alle hout, dat men met de Spint vertiert, moet groter gelaten worden, dan dat het niet heeft. Schoon we komen te spreken om van die takken de Spaken van Raderen te maken, wy verstaan daar door niet dat men daar toe zo veel hout doet maken, als men daar toe bekwaam vindt; maar alleen om de Waar aan | |
[pagina 1489]
| |
soorten te maken, en niets meer; te meer, als men den gantsen Bos bederven zoude, die een van de voornaamste vertieringen van een Perceel uitmaken. Wat het overige der takken belangt, de vaam hout, op enige plaatsen genomen, verkoopt men tot Kolen, of men haalt ontrent Parys de kortelingen uit die, welke recht zyn; en ’t overige van de takken maakt men tot Bossen. De Berkenboom is onder ’t Hakhout zeer gemeen, en groeit vry hoog. Hy is wit van bast; men maakt’er Hoepen van voor Fust en om te kuipen, naar de langte en dikte, die hy heeft. Uit het Hakhout maakt men op verscheiden plaatzen Hoepen van Eikenhout, voor al in de Provincien, waar in men heeft grote Wyngaarden; gelyk in Bourgonje, Champagne en andere plaatsen. Schoon die twe Artikels alhier niet op hare plaats zyn, die op het Artikel Hakhout is, echter verzoekenwe hen, die ’t lezen, dat zy’er hier zo wel hun voordeel mede doen, als zy’er daar mede zouden hebben gedaan. | |
Hoe men hout vervoert.Men moet weten, hoe men op de plaatsen, daar men het gehakt heeft, ’t hout vervoert, om daar zyne maatregels naar te nemen: want, of men vervoert het met Rytuig, of te water maakt men ’t aan Vlotten. Wat de manier belangt om Voertuig te maken; een Koopman moet het gebruik volgen van ’t Land, daar hy zyn hout doet vervoeren en verkoopen. | |
Gewigtige Aanmerkingen.Als een Houtkooper een Perceel hout koopt, met alle de voorzorgen, welke we reeds gezegd hebben, dat hy nemen moet; zie daar nog een raad, die ik hem daar ontrent kan geven, en van groot gewigt is; te weten, dat hy dat Perceel koopende, ten aanzien der plaatse, daar hy zyn hout wil vertieren, bepaald moet zyn, en onderrecht, of op die plaatsen ’t hout gene Tollen, of Rechten te betalen, onderworpen zy; en hoeveel ’t betaalt, op dat hy, zyne Koop gedaan hebbende, daar op staat make, anders zoude hy bedrogen wezen. Gelyk we tot nog toe niet gesproken hebben, dan van Zaag- en Kloof-hout, en niets van de grote stukken, waar van een Koopman zich moet voorzien in ’t verkoopen, zo is ’t goed aan te merken, dat men ’t in ’t vertieren van ’t hout niet vergeten moet. Maar ’t is ook niet buiten den haak te zeggen, dat men van die soorten van stukken zich niet voorzien moet, dan voor zo veel noodig is, om de soorten van Waren. Onder de grove stukken hout begrypt men de Balken van velerlei langte en dikke stukken hout, welke men noemt Persbalken, Couillard, Tesson en Jumellen; alzo alle deze stukken tot zulk werk noodig zyn, en verscheiden anderen van gelyke grootte, of ten naastenby. Die de Houtkoopmanschap willen aanvangen, moeten zich niet te vrede houden daar mede, dat ze weten, hoe men ze in de Perceelen verkoopt: maar ook moetenze weten, wat voor stukken hout men’er van maakt, zo men ’t schikt om op zo, of zo een plaats, by voorbeeld; Parys, Lyon, en in andere grote Steden te verkoopen; en waar men ’t klein hout toe gebruiken moet. Daar zyn nog andere kleine dingen, waar van een Houtkooper niet onkundig mag zyn, om zynen handel gemaklyk te maken. Voor eerst, dat het hun geóórloofd zy, hun hout, over de landen, die tussen de plaatsen zyn, daar ’t hout is, tot aan het water, ’t zy ’t Rivieren, of Beken zyn, daar ’t vloten kan, te vervoeren. Ten twede, dat elk Houtkooper, die zyne Waar doet vertieren voor Parys, Lyon, enz., kan, zonder dat men het beletten kan, maken Graften, en nemen Meer-water, om zyn hout te doen vlotten, mits den eigenaar schadeloos stellende. Ten derde, dat ’t hem zy geoorloofd zyn hout in alle Beken en Rivieren te werpen, daar ’t hem gemaklyst schynt. Ten vierde, dat de Houtkoopers de Eigenaars van Erven, aan de kanten der Beken gelegen, kunnen dwingen, dat ze moeten plaats van vier voeten laten, voor de werklieden, van de Kooplieden aangesteld, om ’t hout deur ’t water voort te krygen. Alles wat we zeggen rust op de Ordonnantie die nog wel meer aanduidingen, rakende de Houtkoopmanschap, vervat. Welke kennis zy niet kunnen hebben, zonder dat Boek te hebben, en ’t van vore tot achtere te lezen.
hout. De Houtkoopmanschap is een voornaam deel van den Hollandsen handel: want behalven dat’er een groot gedeelte van tot de Scheepvaart wordt gebruikt, zo wordt’er niet weinig vertierd tot Vaatwerk; zonder nog eens te rekenen ’t geen tot den Huis-, Vesting-bou, Dyken, Sluizen, enz., zo te Water als te Lande gebruikt wordt. Zy vertieren ook veel aan Fransen, Italianen en Spanjaars. Noorwegen en Zweden geeft veel Grenen- en Vuren-hout. De Oostzee geeft hun veel Eiken- en Vat-hout. Masten komen uit Noorwegen, Muskovie, Riga, Nerva, Revel, Dantzich. Zy krygen ook veel houts van d’Elve, Wezer, Rhyn. De soorten van hout die men in Holland tot Scheeps- en anderen Bou gebruikt, zyn Eiken- Grenen- Vuren- Dennen-hout. | |
Eikenhout.’t Eikenhout is, of Hamburgs-, of van de Oostzee, of Ryns-, of Wezels-hout, waar van ’t Ryns wel blanker en frajer op ’t gezicht is: maar ook vooizer. Maar ’t Wezels, dat’er zo fraai niet uit ziet, is langer van duur. ’t Komt, of aan Sommers, of Assen en Klossen, aan Vat-, of Pyp-hout, en Duigen. Men heeft’er ook van Berkoenen van 9 en 7 voeten. | |
[pagina 1490]
| |
Men heeft’er van aan gezaagd hout by de Houtkoopers, Wageschot 2 duims van 13 voeten, l en een half duims, vyf vierde duim, 1 duims; van deze dikte heeft men ze ook van Vat-, of Pyp-hout, maar van 9 voet lang; gelyk men ze van drie vierde en een half, en een vierde duims heeft; ’t welk laatste, Sprei geheten; van de laatste langte heeft. Van Eikenhout zaagt men ook driederhande Veren, waar van de ene dikker dan de andere zyn, en de langte van 5 voeten hebben, middel en kelder Veren. | |
Grenenhout.Van deze heeft men Stolpbalken, dat het beste hout is, Christiaans, Nerva’s, Noords, Hamburgs. ’t Noords en Nerva’s wordt voor ’t beste gehouden. Men heeft’er ook Delen van, in Noorwegen gezaagd, en welke, hier deurgezaagd, gemeenlyk de zaagdelen zyn. Van de Balken van Greinenhout, hier te landen gezaagd, heeft men gemeenlyk by de Houtkoopers Ribben van 6 en 8. van 5 en 7. van 4 en 6. van 4 en 5. van 3 en 4. van 4 en 4. van 3 en 3. van 2 en 3. van 2 en 2. van 1 en een halve en 2 duimen; welke laatste dubbelde Latten worden geheten; en vervolgens nog enkelde Latten van 1 en vyf vierde duim. De langte die men deurgaans aan dit hout geeft zyn 16. 18. en 22. voeten; alle andere langte en dikte moet men met voordagt aan de Houtmolens laten zagen. Men vindt van Greinenhout by de Houtkoopers deurgaans in voorraad tot yders geryf gezaagd, planken van 3 duim, 2 en een half duim, 2 duim, 1 en een half duim, vyf vierde duim, 1 en drie vierde duim, gezaagde, of snedelen van 1 en een half duim, en van vyf vierde duim. De langte waar op de snedelen deurgaans zyn gezaagd, zyn 9. 12. 13. voeten, maar de andere op 16. 18. 22. voeten, alle Rynlandse maat. Men maakt’er ook halfduims Latten van, gemeenlyk Rinkellatten geheten, die de langte, of van 8, of van 16 voeten hebben. | |
Vurenhout.Nerva en Christiania levert het beste Vurenhout. Van ’t Vurenhout heeft men, behalven Juffers en Sparren (want men heeft het niet aan Ribben) Delen. De Delen, die men’er van heeft, zyn van 1½, ¼, 1 duims, en drievierde duims. Gezaagde Delen ter langte van 16, 18, 22 voeten. Men heeft’er Juffers van, van 18, 20, 24, en 30, ook 36 voeten. Ook Paalbalken van allerleije, en gebroken langten: maar deze Paalbalken zyn gemeenlyk Grenen; alle andere lengte en dikte, moet men met voordacht laten zagen. Men heeft ook twaalf ellens, en Kolders, die wat lichter zyn, en lang 12 voeten; ook heeft men Stengen van Vuren-hout, die van 50, 60 en 70 voeten zyn. | |
Dennen-hout.Men heeft’er in de Houtkooperyen van Ribbens van 5 en 7, 3 en 3, 2 en 3, ook 2 en 2 duimen dik; ook enkelde Latten van 16, 18, 22 voeten lang. De Planken, welke men’er gemeenlyk van vindt, zyn dik 2, anderhalf, vyf-vierde, 1 duims en drievierde duims, en lang 16, 18, en 22 voeten. | |
HOUT KLEUREN.HOE MEN HET HOUT KLEUR GEEFT.Om aan hout een kleur van Ebbenhout te maken.Neemt Campechie-hout, kookt het in water tot dat het Violet wordt; gooit’er dan een brokje Aluin in. Smeert het’er kokend over met een Kwast. Laat daar na Vylsel van Staal in Wyn-azyn over heete as trekken, en doet’er wat Zout in. Smeert dat daar na met een Kwast over ’t zelfde hout; dan zal ’t zwart worden; en om ’t nog beter te maken; zo legt’er nog eens ’t Violet, en daar na de zwarte Azyn over, en als ’t droog is vryft het met een Wasse lap, dan zal het glimmen. ’t Hardste hout is’er het beste toe. | |
Op een andere wys.Neemt een vierendeel gestootten beste Galnoten, voegt daar by twe lood Campechie-hout, dat aan kleine stukjes is, met een half lood Vitriool, en een lood Spaans groen. Kookt dit alles in een nieuwe pot, giet het deur een doek en smeert het een reis twe, of driemaal over ’t hout, dit maakt het zwart. Laat het drogen; en vryft’er glans op met een Wasse lap. Als gy ’t over wilt doen, zo neemt een halve lepel sterke Wyn-azyn, doet’er by een half once Staalvylsel, en laat het over vuur trekken. Als het koud is, smeert het over het eerste gezwartte, dan zal het een kleur van Ebbenhout krygen. Dit kunt gy’er twe, of driemaal over doen, latende het zo dikmaal drogen; vryft zo menigmaal met een doek dit hout; en als het alles droog is, zo vryft het styf met een Wassen lap. | |
Om hout rood te maken.Fyn geraspt Brazielhout in Oli van Wynsteen gedaan, maakt hout, daar mede verscheidemalen gesmeerd, rood, na dat het is telkens droog geweest; en de glans brengt men’er op door vryven met een Wassen lap. | |
Om Violet te maken.Een halfpond Campechie-hout, met vier oncen Brasiel-hout, en een once gemene Aluin, maakt, dat het hout daar mede gekookt, een kleur van Violet krygt. | |
[pagina 1491]
| |
Om Purper te maken.Duitze Tournesol in water getrokken, by een Verw van Brasielhout, in Kalkwater gemaakt gedaan, en daar ’t hout mede gesmeerd, maakt het Purper; glans krygt men met Vernis, een Wolvetand en een lap. | |
Fraai Blaau.Wil men ’t hout fraai blaau hebben, doet men vier oncen Tournesol in drie halfpintjes water op levende Kalk, ontrent een uur trekken. Gy kunt het eveneens als ’t voorgaande op ’t hout doen. | |
Groen.Spaans-groen met sterke Wyn-azyn gevreven, en gemengd met groene Vitriool, kookt ontrent een kwartier-uurs, in twe pinten water. Gooit’er daar na uw hout in, laat’er dat in tot dat het kleur gekregen heeft; voorts kan men’er mede doen, gelyk met het voorgaande is gezegd. | |
Schoon Geel.Doet in een pint water een half uur lang koken, vier oncen Greinen van Avignon; doet’er ook een stukje Aluin by, dat een Okkerneut groot is. Men laat ook het hout weeken, waar in Terra Merita gebroken is gekookt. | |
Wit gepolyst.Engels Kryt fyn gestooten en gedroogd, zet het op ’t vuur met wel klare Lym, in een kleine aarden pot; draagt zorge, dat ze niet rood worde. Smeert’er uw hout mede, als het wat heet is geworden, en laat het wat drogen. Doet’er daar na met een Kwast, een, of twee lagen van uw Wit op; en als het droog is, vryft het met uwe Liksteen; daar na zult gy ’t polysten als boven. | |
Om hout een kleur naar welgevallen te geven.Verse Paardendrek, hoe vochtiger hoe liever, in een wit Lywaat gedaan en uitgeperst zynde, doet het sap, daar van gekomen, in een glazen bottel. Doet op een demisetier een vierendeelloods gestooten Aluin, en Arabise Gom. Als die gesmolten is, doet enige lepels van die vocht in een kleine pot, en gy zult’er in doen de kleur welke u behaagt. Laat het drie dagen bezinken, en gebruikt het als boven. | |
Fraje luister aan Kerssenhout te geven.Goede Olyven Olie, op een once Orcanette in een stuk drie vier gesneden, en getrokken vier en twintig uren lang wordt daar toe gesmeerd op ’t hout. | |
Om ’t hout van Stoelen fraai te kleuren.Vier oncen wortel van Barbarissen gestooten, in een nieuwe verglaasde pot, met anderhalf pint water op de helft gekookt, en koud zynde, door wit Lywaat gegoten, smeert met een Lywaat, of Bostel op ’t hout; of is ’t nog niet geel genoeg, doet’er een half loot Gomme-gutte by; en na dat het eens gedaan en gedroogd is, doet het zo menigmalen tot dat het hout fraai van kleur is geworden. | |
Om hout te marmoren.Mengt Zwartsel met Vernis, legt het’er verscheidenmalen over heen, veegt het daar na af; maakt het heet, om’er wit over heen te leggen met wit Vernis gemengd. Men maakt op ’t zwart zo een Vernis als men wil. Men laat het droogen, vryft het ligtjes met de Liksteen, veegt het af, vernist het met een helder Vernis, laat het drogen naar welgevalle, en daar na polyst het als boven. | |
Wit, of zwart gemarmerd.Men neemt schoon wit Marmor, te voren aan stukken geslagen en gekalcineerd. Vryft het op een Marmorsteen, en verklaart het met Lym. Gy zult het’er twemaal op leggen en laten drogen, vryven ’t met een Lywaat, en daar na polysten. Wilt gy hout zwart marmeren, laat roet op een Yzere Schup gloejend branden; vryft het met Brandewyn, doet’er de grootte van een kleine Erret Lood by, en zo veel Kaarssmeer. Alles met den andere zynde gemengd, vryft het en verlicht het slappe Lym, en gy zult daar na’er vier malen over smeren; waar na gy ’t naar gewoonte zult polysten. | |
Hoe men gespikkeld hout namaakt.Men slaat een dojer van een Ei met water, dan maakt men’er aders mede op ’t hout naar believen. Daar na kan men een helder afziedsel van Kalk maken, met Pis gelest. Dit sprenkelt men met een Bostel op de Figuren; en als ’t droog is vryft men ’t met een ruwen Bostel, tot dat’er ’t geel van een Ei af is. Daar na moet men ’t met een nieu Lywaat vryven, daar na bruineren, en vernissen als boven. | |
Hoe men Neute- en Pere-boom golft.Neemt een Bostel met Kalk in Pis gelest; vryft’er uw hout mede, en als het droog is, vryft het met een stuk Spek. De wortel van Neuteboom kan men nabootsen, zo men zeven, of achtmaal sterke Lym over ’t hout vryft, en streken geeft van Bister met Gom-water gevreven. Na dat men’er de Bister heeft over gesmeerd, moet men de Lym vochtig maken met water; zo ze te hard is, polyst daar na, en vernist. | |
Hoe men hout Jaspert en marmert.Men besmeert het twemaal met wit van Troije in lym gemengd; men polyst het, en legt’er kleu- | |
[pagina 1492]
| |
ren op naar believen: men polyst het naderhand met een Wolvetand, die men op een stuk witte Zeep strykt. Als men marmert, strykt men’er niet dan twee, of driemaal kleur op. Om te Spikkelen, strykt men’er drie, of viermaal kleur op, lettende wel, dat men’er veel geel en groen onder doet, om dat die kleuren gemeenlyk in de Jaspis heersen. Daar na zult gy’er andere kleuren in ’t wilde op leggen, met een Varkensborstel te laten kleuren sprengen, en halende daar fyne streepjes deur, en stukjes zo gehaald als u belieft. Als ’t droog is vryft men het met Biezen, en vernist het met de beste Vernis. | |
Hoe men hout een goud-, of zilver-kleur, of koper-kleur geeft.Neemt gestooten Rots-kristal, stoot het; vryft het op Marmor met helder water, doet’er wat Lym by; maakt het warm in een nieuwe verglaasde pot, smeert het op ’t hout, vryft het met een stuk van ’t Metaal, welke kleur gy’er aan wilt geven; en polyst het met een Tand. | |
Water-verguld.Neemt een nieuwe verglaasde pot, doet daar in vier oncen Duitse, een once Roomse Vitriool, twe dragmen gemeen zout, en een dragme gestootten Spaans groen, drie Kalkoentjes water, en kookt het op de helft; laat het een halven dag staan bezinken, en giet’er het heldere af in een Bottel. Om ’t te gebruiken, moet gy ’t bedekken met Vernis, na dat gy uw water in een kleine zuivere pot hebt gegoten, met een weinig Wyn-azyn; gy zult’er met een witte Linnen doek van nemen, en daar ’t werk mede nat maken om te toetsen; gy zult’er geamalgameerd goud op krygen, en gebruiken een toets van rood Koper, en leggen ’t ’er op naar gewoonte; en als gy het gedroogd zult hebben, met daar op met de Bostels te slaan, zult gy ’t op ’t vuur leggen, tot dat het geel is; daar na zult gy ’t in koel water gooijen by het vuur. | |
Hoe men Bronst.Men kookt in een halfpond Lynolie, ter dikte van een Smeersel voor een stuiver Goudglit, en drie stuivers Spalt. Daar na mengt men daar mede Olie van Terebintyn, legt het’er op, maar eer men’er het Brons op legt, moet men’er Vermillioen op stryken. | |
Hoe men Hout Verguld, of Verzilvert.Legt’er eerst driemaal Lym op, daar na zevenmaal wit van Troije, met water en lym gevreven. Legt’er daar na nog driemaal Bolus op, met het zelfde wit gevreven. Legt daar na uw Zilver, of Goud daar met een Penceel op: maar maakt uwe Bolus eerst wat nat. Men kan’er ook kleuren op leggen. Als het droog is, moet men met een Wolventand polysten. Als men gebriuneerd Goud maakt, moet men ’t hout twéé, of driemaal lymen met water en lym. Legt’er daar na drie, of viermaal Goudkleur op. Vryft het met een doek als ’t droog is, en smeert’er dan nog eens een doek, in goede Brandewyn natgemaakt, over; en legt’er aanstonds uw Goud over, ’t geen gy zult met de Tand polysten, als ’t droog zal zyn. Wil men Verzilveren, neemt men Spaans wit, met Bolus en wit van Ei, en legt’er dat op; men maakt het, drooggeworden, vochtig met Water, en legt’er uw Zilver over met een Penceel. Als ’t werk droog is, bruineert men het, en daar na doet men’er eens, of twemaal Lym van Parkement over. Wil men gebruineert Goud matteren, neemt men Roodkryd, Vermillioen, wit van Ei, onder een gemengt, en legt het in de holligheden, met een los Penceel. Wil men Zilver matteren, neemt men wit van een Ei, eerst met water gevreven, daar na met Vislym; legt men’er daar na het Zilver op, maakt men het wat vochtig met water, waar in Gom Adragant is, en legt’er dan met een Penceel ’t Zilver op ter plaatze daar de dag van ’t werk is. Wilt gy schaduwe geven, moetge vryven met slap water, Arabise Gom, wat Indigo. Daar na vernistge met een drogend Vernis, met Sandarak en Spykolie gemengd. Zo ’t Vernis te dik was, zult gy ze dunder maken met wat Olie, daar na moet gy ze koken op een wys, dat men daar de vingeren in kan velen. Men lymt zyn hout wel met lym voor gemalen Zilver; daar na tekent men ’t licht in de schaduwe, daar na schaduwt, en maakt men ’t net met Roedwater; en daar na zult gy’er uw Zilver op leggen. | |
Om’er Zandgoud op te leggen.Vryft uwe Schildery met Olie, of Gom, doet dat zo veel als nodig is. Als ’t droog is, lymt het, doet’er daar na Vylzel van koper op, en’er een Vernis over heen. Anders kan men Spaans Groen nemen, met water op een Marmorsteen gevreven, waar in gy zult laten weeken, Saffraan, den tyd van acht uren. | |
Vermillioen.Smeert’er driemaal Vermillioen over, dat op een Porfiersteen met Kalkwater en Hars fyn is gevreven. Als ’t werk droog is zult gy ’t met Spykolie smeren, waar na gy’er vier, of vyfmaal Vernis van Karabe en Spykolie zult overheen stryken. | |
Om Letters op hout verheven te doen schynen.Slaat met een stempel Letters in ’t hout; vryft naderhand het hout daar na van rondom toe, tot dat het van buiten om met het hout gelyk is. Laat daar na uw hout in heet water trekken, daar uitgehaalt, laat het drogen, en Polyst het met de Schrynwerkers Biezen. | |
[pagina 1493]
| |
Om ’t Hout te versteenen.Men neemt zo veel Keisteen als Rotsaluin, Bergzout en geweekte Kalk. Mengt alles ondereen, en als het koken is gedaan, zult gy’er uw hout, of andere stof insteken, welke gy zult versteenen, en laten het’er vyf zes dagen, wat meer, of minder in, na den verschillenden aart. | |
Hoe men Hout wast.Om Was op hout te krygen, gebruikt men kurk.
hout (aloës). Dit hout, dat Koffybruin is, wordt uit Indié gehaald; ’t ontsteekt aan de Kaars; de Hars daar van is aangenaam, hartsterkend van geur en goed voor ’t hoofd, ’t Wekt de geesten op, en geeft het bloed weder geest. ’t Is ook goed voor de Maag en de Moer. Men kan ’t voor Sandelhout gebruiken. Men raspt het tot een grove poejer, waar aan men van een half drachme tot twe laat trekken.
hout (brasiel) komt uit Amerika, en ’t beste uit Farnambuk. Men moet het zwaar, en gezond nemen met een drup suiker, als men ’t kaaut. |
|