Huishoudelyk woordboek
(1743)–M. Noel Chomel– AuteursrechtvrijVervattende vele middelen om zyn goed te vermeerderen, en zyne gezondheid te behouden, Met verscheiden wisse en beproefde middelen
Eerste deel. | |
[pagina *V]
| |
DIT WOORDBOEK is een Schatkamer van wetenschappen in alle huizen en Huishoudingen van wat staat en aart, dienstig en noodig om’er lessen tot voordeel, zuinig en onnozel vermaak uit te halen; ’t zy ze Adelyk zyn en van hunne Inkomsten, of door middel van enige Oeffeningen en Hantteringen hun bestaan erlangen, en ze in de Stad, of op ’t Land in afgelegen hoeken der Wereld, en eenzame plaatsen zyn, en gehouden worden. Men heeft het oog maar op deszelfs voorhoofd te slaan, om daar van overtuigd te worden. Dat het in de Franse taal in Vrankryk, tot driemaal toe, zo wel ontfangen zy, en in Nederland eens in die tale zy gedrukt, heeft ons aangemoedigd om den Nederlander, dier tale niet magtig, zo nut een Werk niet te onthouden; in hope, dat het onzen Landslieden niet minder aangenaam zal wezen, hier aan zo veel moeite en geld te spillen, als het dezelve aangenaam geweest is, dat wy ze van nog twéé andere Werken van dezen aart voorzagen, den KOURANTENTOLK van Hubner, namelyk, en het KUNSTWOORDENBOEK van dien zelfden Heer, waar op dit als een noodig gevolg schynt; met dit onderscheid nochtans, dat, terwyl het twede de wóórden uitlegt, dit de zaken verhandelt, en ze léért zich ten gebruike, en tot zyn tydelyk en lighaamlyk, ja ook gééstelyk nut aanleggen; dewyl ’t ook elks zedelyk gedrag in zyne Hanttering, Kunst, of Wetenschap zoekt te besturen en verbeteren. Maar, die den Titel van dit Werk aanziet, zal zich in den éérsten opslag verwonderen, hoe een Geestelyke, die den ouderdom van 76 Jaren had bereikt, een werk van zo groten omslag, als dit is, heeft kunnen in ’t licht brengen. De Geneeskunst, Akkerbou, Landbou, Jagt, Vissery, ’t middel om met allerleije soorten van tamme Dieren zyn voordeel te doen, en ’t geen Kóóplieden, Handwerkslieden, en andere luiden, van wat staat en gelegenheid ze zyn mogten, dienstig is, om hun goed te vermeerderen, of behouden, schynen tot een Priester niet te behooren, die zich gedurig met de pligten van zyne geestlyke bediening bezig houdt. Hoe heeft dan dees Schryver, denkt men ligt, in weêrwil van de vermoejende zorgen ener talryke gemeente, zulke schoone ontdekkingen in Wetenschappen en Kunsten kunnen doen? Deze is ene zwarigheid, welke de Franse Uitgever met korte woorden heeft trachten uit den weg te ruimen. De Heer Chomel, Pastoor van St. Vincent te Lyon, een tyd lang in ’t Kweekschool van St. Sulpitius te Parys hebbende deurgebragt, is door den Heer Abt Tronsson, zynen Overste, onder een groot getal van geestlyken gekoren geweest, om de goederen te besturen, die van ’t Slot en Kweekschool van Avron by Vincenne, een myl van Parys, afhangen. Onder dit Slot hooren vele Bossen, Wyngaarden, Landeryen, en Graften vol water, die overvloed van Vis voortbrengen. Voeg hier by een groten Voorhof met een zeer goed Duivenhuis, een grote Moezery en tegen de muren van ’t Kasteel fraje Latwerken, of Heggen, en eindlyk alles, wat een Landhuis kan aangenaam maken, of enigsins van nut doen zyn. In dit aangenaam verblyf heeft onze Schryver het grootste gedéélte van de kennisse gekregen, daar hy tegenwoordig het geméén mede dienst doet. Gelyk hy alle de plichten zyner bedieninge, met de uiterste naaukeurigheid wilde waarnemen, zo vergenoegde hy zich niet met over ’t geen hy deed zyne gedachten te laten gaan; hy gaf’er ook acht op, als hy ’t had gedaan. Deze oplettenheid op al zyn doen deed hem veel nieuws ontdekken in de Huishoudinge, en de kunst om Landgoederen te besturen, ’t welk den schrandersten tot nog toe niet was te binnen geschoten. Deze ontdekkingen déélde hy den beruchten Heer de la Quintenie mede, die hem nieuw licht gaf, en van onzen Schryver zynen voesterling maakte. De om gang, die de Heer Chomel met dezen bekwamen man en verscheiden anderen had, gevoegd by het lezen der beste Boeken, | |
[pagina *VI]
| |
en onder anderen; Des ruses innocentes du Solitaire inconnu; De onbesproken lóósheden van een onbekenden Kluisenaar; Le moien de devinir riche; ’t Middel om Ryk te worden; door den befaamden Palissy; Le Jardinage d’Antoine Mizaud, Medecin de Paris, contenant la maniere de cultiver le Jardins, le preservir de toute vermine, et en tirer de remede propre aux Maladie de hommes. De Tuinbou van Antonius Mizaud, Geneesheer te Parys, vervattende de manier van Boomen te behandelen, en ze voor allerlei ongedierte te bewaren, en daar uit bekwame middelen voor ziekten van Mensen te halen, en verscheiden anderen van dien aart, zyn hem van geen geringen dienst, in ’t besturen van Land-, Akker-bou, enz. geweest. Wat de Geneeskunst betreft, die, om zo te spreken, in zyn geslacht erflyk is; als zynde Kleinneef van wylen den vermaarden Heer De Lorme, eersten Geneesheer van Hendrik den Groten, Lodewyk den XIII. en Lodewyk den XIV. Broeder en Deken der gewone Geneesheeren des Konings, waar onder twee Neven, beide Geneesheeren, welker oudste was Doctor van de Faculteit der Geneeskunde te Parys, en van de Akademie der Wetenschappen; die, niet lang geleden, ene Verhandeling der gebruiklyke Planten uitgaf, welke gedrukt is te Parys, by Karel Osmont; en de ander Doctor in de Geneeskunst van ’t Hoogeschool te Montpellier en Opziender der Minerale wateren van Vichi, die onlangs een Boek uitgaf, Universae Medicinae Theoria, Pars prima; of Physiologia ad usum Scholae accommodata, in Tres Tractatus divisa; Tractatum scilicet de Principiis, de Humoribus, et de Vasis, Auctore Jacobo Francisco Chomel, Parisino, Doctore Medico, Monspeliensi, Monspelii, apud Honoratum Pecti, Typographum 1709. Wat de Geneeskunst, zeg ik, belangt; daar ontrent heb ik vooraf niets, dan in ’t algemeen te zeggen, dat zo een Geneesheer zich in weinig tyds bekwaam maakt, als hy met zorg de zieken van een talryk Ziekenhuis bezoekt, het geen wonder zy, dat een man van ’t Karakter van onzen Schryver, zo volmaakte kennisse van de beste Geneesmiddelen heeft gehad. Want hy is, een groot déél zyns levens, Huishouder van een der beruchtste Gasthuizen van Vrankryk, ik wil zeggen, van ’t groot Hospitaal in Lyon geweest. ’t Getal en de verscheiden soorten van ziekten, die men in dit huis behandelt, gaven hem tot verscheiden opmerkingen gelegenheid. Hem ontbrak ’t ook aan gene zo schoone gelegenheid om zich te onderwyzen. Als de Geneesheeren de zieken bezochten, liet hy’er zich deurgaans vinden. Hy lette daar op de hoedanigheid der zieken, de verscheidenheid van Geneesmiddelen, welke men gebruikte; en als een Ordonnantie verscheidenmalen gelukt was, miste hy nooit ze in geschrift te brengen; of zy hem by gelegenheid konde dienen. Dus kan men zyn verzekerd, dat de Geneesmiddelen, in dit Boek te vinden, zyn beproefde Geneesmiddelen, op welker kracht men staat kan maken. Ik zeg het zelfde van de andere geheimen, in dit Woordboek vervat, en, onder anderen, van ’t verméérderen der Graanen, dat het wonderbaarlykst schynt. Onze Schryver is’er als van verzekerd, alzo hy zich aanbiedt om handen vol van dat Kóórn te geven, waar van hy in ’t eerste Stuk spreekt op het woord Graanen, om’er een proef van te nemen. Dit geheim kreeg hy van wyle den Heer Prioor de la Perriere, gelyk het dees verklaart in een Boek te Parys in ’t Jaar 1698. gedrukt, en geheten Le Secret des Secrets, Geheim der Geheimen. Zie ’t geen op de laatste bladzyde wordt gezegd. De Heer Chomel Pastoor van St. Vincent te Lyon, een vermaard man, die wegens zyne vroomheid lofwaardig, en, by de gantse Stad bekend, verscheiden Gemeenschappen heeft ingesteld, en met voordeel onderhouden, heeft het zelfde te gelyk met de zelfde luiden ondervonden, en geeft de zelfde Stoffen uit. De Heer Abt van Vallemont, die zo vermaard is wegens zyne zo juist versneden Pen, als volmaakte kennis in ’t stuk der Natuurkunde, staat in zyn Traktaat, tot Titel voerende, Zeldzaamheden van Kunst en Natuur, en ’t groejen der Koorns, toe, dat het geheim van den Heer de La Perriere ’t beste is; maar, dat het droevig zy, dat hy ’t aan niemand heeft ontdekt. Dat schoon geheim is echter niet verloren, gelyk men uit een plaats van ’t Boek des Heren de la Perriere zien kan, ’t geen ik kom te noemen; en, zo de Heer Chomel daar tot nog toe een geheim van gemaakt had, ’t was, om dat zyn vriend hem dit niet dan onder voorwaarde had toevertrouwd, dat hy ’t niet dan na zynen dóód bekend zoude maken, welke in ’t Jaar 1704. voorviel. Door middel dezer geheimen, en verscheiden anderen, deur dit Boek verspreid, zyn van onzen Schryver talryke Gemeenschappen onderhouden; en, zonder zyne naarstigheid, zoude men op zo goed een voet niet zien ’t huis van ’t KINDEKE JESUS, | |
[pagina *VII]
| |
of van de Dochters van ’t Klooster van St. Vincent, en die van den GOEDEN HARDER; waar aan de Heer Manis, Groot Vicaris des Heeren Aartsbisschops van Lyon, de laatste hand, om zo te spreken, heeft gelegd. By al ’t gezegde zoude men kunnen voegen, dat onze Schryver zeer veel geleerd heeft van de Leden zyner Gemeente; meest bestaande uit Kóóplieden in Hout, Koorn, Wyn, Zyde, enz.; waar van hy ontrent dertig Jaren is Pastoor geweest. Zie daar zo veel de Franse Uitgever genoeg dunkt, om den Lezer te overtuigen, dat de Heer Chomel een Werk in ’t licht heeft kunnen geven van een aart, gelyk dit is; en geloofde, dat het zou zyn ’t óórdeel van hun te mistrouwen, onder welker handen dit Boek kon vallen, zo hy meer bewyzen wilden bybrengen, die, om de waarheid te spreken, hem niet ontbreken zouden, zo ’t nood deed. Gelyk men den Heer Chomel niet genoeg kan dankzeggen, zo is zyn arbeid door de algemeene goedkeuring vergolden geworden. Dit heeft hem genóódzaakt gehad, om in ’t Jaar 1712. en dus 3. Jaren na dat het de eerste reis het licht zag, op ’t verzoek zyner vrienden, een Aanhangsel, of Vermeerdering van een menigte van geheimen en ontdekkingen van zaken door verscheiden luiden te geven, die hem tot dien tyd toe ontsnapt, waren gezonden, en waar van hy de proeven had genomen; maar alzo hy van dat Aanhangsel maar weinige Exemplaren drukken liet, moest een grote menigte van hun, die de eerste uitgave van Lyon, van ’t Jaar 1709. hadden, daar van ontzet blyven. De Schryver van dit Werk, op zyne beurs de eerste uitgave doende, had niet alleen slecht papier genomen: maar ook de Figuren, die daar in nodig waren, door luiden laten snyden, die noch kennis, noch tekening hadden; en om nog zuiniger te wezen, had hy verscheiden van die Figuren op een zelfde plaat, op zo een verwarde wyze laten zetten, dat men daar byna geen gebruik van hebben konde. Des Schryvers groote lust om Armen dienst te doen, welke hy deurgaans in zyn werk tracht dienstig te wezen, en de begeerte van ’t gemeen na een Werk, dat hen zo voordeelig moest zyn, deed hem ’t Drukken ondernemen, eer de stof ter deeg geschikt was; hierom had men onder een woord en in een en ’t zelfde Artikel veel verwards, dat op zyne plaats niet staande, den Lezer geen nut konde doen. Gelyk al ’t Menslyke onvolmaakt is, en stukken, die ’t werk van zo verlerleije ondervinding zyn, niet dan allengskens by een worden gebragt; zo was de eerste Uitgave niet dan een Schets van een Werk, dat de Schryver tot meer volkomenheid zoude hebben gebragt, zo hem de dóód dat niet enige Jaren daar na had belet. De Boekverkopers, die het gedrukt hadden, op ene Nieuwe druk denkende, en daarom, of overtuigd uit zich zelve, of deur de onderrechtinge van kenners, die ze hadden raad gepleegd, verzochten daar toe enige luiden van verdiensten, om daar aan te werken. Deze hebben ’t uitnemend niet alleen vermeerderd, maar in ’t werk zelve des Schryvers Aanhangsel ingelast. Dat Woordboek kwam dus met gewigtige zaken, en uitnemend veel vermeerderd in ’t Jaar 1718. uit. Zy lieten’er ook vele onnutte zaken uit, en deden onder een Artikel in ordre volgen alles, wat onder dien eigennaam behoorde. 2. Zy scheidden door kleine Titels verscheide geheimen, of manieren van doen, die tot ene zelfde zaak behoorden, en die in een Artikel, als tot dat woord behoorende, verward waren. Zo dat dit Wóórdboek in de Boekeryen der Geléérden naast zulke rang kreeg, die den meesten hoop in de Wereld maakten; dat is, Theologise, Historise, Geographise en Taalkundigen. Dus kwam er ook in ’t Jaar 1732. een Druk te Parys voor den dag, welke Vader Danjou, met vele nieuwe ontdekkingen en nuttige geheimen had vermeerderd. Om nu te weten, wat men in de Nederduitse Uitgave heeft gedaan, zal men zeggen, dat men deze Uitgaven onder ’t oog heeft gehad. Men heeft echter niet alle de Artikels gevolgd, maar geloofd, dat men een groot gedeelte daar van missen konde, als welke zuivere uitleggingen van Kunstwoorden zyn, in Hubners KUNSTWOORDENBOEK, waar van dit derhalven als een Vervolg kan worden aangemerkt, gevonden, of enkele uitleggingen van Franse Kunstwoorden zyn, die uit dien hoofde in een werk van dezen aart geen dienst konden doen, dan ’t werk zonder nut voor den Nederduitsen Lezer doen aangroejen, die hier niet verwacht, dan ’t geen in ’t bestuur van allerlei zaken, tot de kunst van Huishouden, en zyne goederen te vermeerderen, zyne vermaken te doen gelukken, en zyne gezond- | |
[pagina *VIII]
| |
heid te verbeteren zoude kunnen dienen. Men heeft’er ook Redeneringen uit genomen, die niet ter zaak deden, dewyl men hier niet verwacht, dan Ondervinding, die dikmaal beter gegrond is, dan de redenen, die men’er van geeft, als welke veeltyds op afgeprachte onderstellingen rusten. Men heeft ook achterwege gelaten alles, wat tot geestelyke Gemeenschappen, Kloosters, enz. of tot den Roomsen Godsdienst alleen betrekkelyk is; dat by de Nederlanders van nut noch dienst kon zyn. Maar dit alles heeft men vergoed met een menigte van Artikels uit het AEconomies Lexicon in ’t Hoogduits; de Lexicon Technuum van Harris in ’t Engels geschreven; uit enige andere Boeken in Hoog- en Nederduits, Frans, enz. uitgegeven, en tot de zaken in den Titel aangeroerd, enz. betrekkelyk. Men heeft ook niet nagelaten de Liefhebbers over zaken raad te plegen, die tot hunne Liefhebbery behoorden; en, dewyl de Nederlanden andere lucht, grond, en somtyds beter, en andere behandeling, of van andere zaken hebben, zo heeft men niet ontzien, daar ook andere Artikels in te lassen, by sommigen iet te voegen, en in plaats te stellen, Neerlandse Kunstwoorden daar in uit te leggen, die in Hubners KUNSTWOORDENBOEK waren overgeslagen; om door dat middel ons WOORDENBOEK, geschoeid op Neerlands leest, zo dienstig voor den Nederlander, als mooglyk was te maken. Maar dit alles is door verscheiden Luiden verricht geworden, die allen in de Geleerde Wereld, door eigen Schriften, of Uitgaven van eens anders Werken bekend zyn. De eerste, die daar aan in ’t Nederduits gearbeid heeft, was de Heer SCHUER, die aan ’t Groot Woordenboek met lof gewerkt heeft; die na hem dit Werk ondernam was A. H. WESTERHOF, V.D.M. en Rector der Latynse Schole te GOUDA, door verscheiden Uitgaven van Werken bekend. Maar dewyl deze midden in ’t Werk overleed, heeft zeker Liefhebber op ons verzoek de Pen opgenomen, om ’t overige te vervullen. Midlerwyl hebben we de Platen zo fraai mooglyk laten maken, en naar de Beschryving doen verbeteren, en die in de Franse Uitgave niet gevonden worden, zyn van enen gedaan, waar van wy vertrouwen dat door juiste afbeeldingen in staat was, om den Lezer genoegen te geven. |
|