Kinderpoëzij(1860)–Nicolaas Antonie van Charante– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 143] [p. 143] Moeders leesuur. Stil wat, jongens! Moe begint Uit uw boekje voor te lezen. - Jansje! geef aan 't kleine kind Speelgoed, daar het zoet moet wezen. Laat het niet meer schreeuwen gaan; Want dan hebben we er niets aan. Karel kwam van 't ander end Met een stoofjen aan geloopen. Hij lijkt nu een heele vent! Digt bij moeders schoot gekropen, Staat hij daar ook opperbest. Maar.... voorzigtig met de test! Nog een kleintje dribbelt bij: Suze, moeders naamgenootje. Ze is nog jong, daarom mag zij Nog eens zitten op het schootje, Waar ze 't liefst de prentjes ziet. Meisje! scheur de blaadjes niet! [pagina 144] [p. 144] Mina zoekt met Eduard 't Kringetje nog uit te breiden. Jongen! dring dan niet zoo hard; Hier is immers plaats voor beiden? Zet u ieder aan een zij; Zóó kunt ge immers goed er bij? Betsy kan hier naast wel staan. Wilt ook haar een plaatsje geven, Nu haar taak is afgedaan En haar opstel is geschreven. Kijk!.... daar komt die groote Jan. Ja, - die houdt er ook nog van. Weg die bouwdoos, weg die pop! - O, nu zal het er toe komen! Moe slaat reeds het boekjen op, Heeft het in haar hand genomen. - Nu niet praten, lieve kind! Stilte, jongens! - Moe begint! Vorige Volgende