Kinderpoëzij(1860)–Nicolaas Antonie van Charante– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 97] [p. 97] Het spreeuwen-nest. gerrit. Kom, Bart! niet langer meer te dralen; Ga stilletjes een ladder halen, En zet hem tegen 't dak. Ik heb al weêr de jonge spreeuwen, Dáár bij die pannen, hooren schreeuwen; Ik haal ze met gemak. Gij kunt, wanneer gij stil zult zwijgen, Dan voor uw helpen ook wat krijgen: Aan u geef ik er twee. Mij dunkt, daar hebt ge niets op tegen; Kom, vlug een ladder nu gekregen! bart. Neen, Gerrit! 'k doe niet meê! [pagina 98] [p. 98] gerrit. Niet meê? Wel nu, mijn beste maatje! Hoor dan eens naar een ander praatje: Als gij uw hulp mij biedt, En mij een ladder hier wilt halen, Ik zal het u met drie betalen. bart. Neen, Gerrit! 'k doe het niet. gerrit. Wel, bangert! waarom zoo te schromen? Kan vader ooit er achter komen? Wij steken ze immers weg. Ik zal de spreeuwen goed verstoppen: 'k Zie kans, om vader wel te foppen. bart. Ik blijf bij 't geen ik zeg. Foei, Gerrit! foei! gij moest u schamen, Om zulke plannen te beramen, Daar vader 't ons verbood. Hij liet zich immers strakjes hooren: [pagina 99] [p. 99] ‘Als gij die vogels gingt verstoren, Zij waren spoedig dood. ‘En dan die vader en die moeder, Die beide vliegen om het voeder: Zij stierven van verdriet. Denkt eens, als gij werdt weg genomen, Om nooit weêr bij mij t'huis te komen..... Dus, jongens! doet het niet.’ En daarom, Gerrit! laat het blijven. Gewis zou vader ons bekijven, Wanneer men hem bedroog. Daarbij, al konden wij, door liegen, Soms vader voor een' keer bedriegen; Op alles is Gods oog. Neen, Gerrit! laat u door mij raden: Zorg, dat gij nimmer wreede daden Aan mensch noch dieren doet. Een wreedaard toch is te verfoeijen. gerrit. Ja, Bart! ik zal ze laten broeijen. 't Is waar, uw raad is goed. Vorige Volgende