Kinderpoëzij(1860)–Nicolaas Antonie van Charante– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina t.o. III] [p. t.o. III] Het zeegat uit [pagina 1] [p. 1] Het zeegat uit. Talarala! ik ga naar zee! 'k Wil mijn eerste reis beproeven. Waartoe zou ik langer toeven? Laat het, Pa! u niet bedroeven, 'k Breng voor Ma een lorre meê, En een aap voor zusje Kee. 'k Stel mij voor, wat groote pret Alles mij aan boord zal geven. Daar is 't eerst een jolig leven, Schommlend tusschen deks te zweven, In een hangmat en geen bed, Als in 't wiegje van Annet. ‘In Oostinje is het goed,’ Zeggen al de bootsgezellen. Met de helft wat zij vertellen, Zou ik 't waarlijk kunnen stellen; 't Is een korf van overvloed, Alles is er suikerzoet. [pagina 2] [p. 2] 't Is zoo waar, als ik 't u zeg, Olie heeft men voor het knijpen, Rijst en kippen maar voor 't grijpen, Bosschen van kaneel, aan pijpen; Koffij groeit er langs een heg, Suiker midden op den weg. 'k Zie daar, 't is de moeite waard, Mooi gekleurde papegaaijen, Zwarte zwanen, witte kraaijen, Krokodillen, slangen, haaijen, Visschen met een zaag of zwaard, Onbekend aan eigen haard. Tijger, buffel, olifant - Maar 'k zal op mijn tellen passen - En dan groote bloemgewassen En de heerlijkste ananassen. 't Is er een luilekkerland, Net een kolfje naar mijn hand. Menschen met een zwarte huid, Slaven, die men wil verlossen, En nog dommer zijn dan ossen, Die dan met ons, slimme vossen, Varkens ruilen voor een duit Of een stukje scheepsbeschuit. [pagina 3] [p. 3] Is door storm die logge kast Tot de wolken opgerezen - 'k Heb er wel eens van gelezen - Wil niet voor uw jongen vreezen; 'k Houd, bij 't klimmen in de mast, Heel sekuur mijn handen vast. 'k Was ondeugend, zei elkeen; 'k Moest daarom de zee bevaren, Ik zou spoedig dan bedaren En verloor mijn wilde haren. Daarom, Paatje! geen geween, Want uw stoutert gaat nu heen. 'k Zit weldra op ra en spriet, Dansend over diepe stroomen, Als een vogeltje in de boomen, Even rustig. Wil niet schroomen, Denk maar aan het oude lied: ‘Onkruid,’ Pa! ‘vergaat toch niet!’ Als matroos roep ik ‘hoera!’ Als uw kind huil 'k slechts een beetje. 't Staat zoo laf voor de anderen, weetje? - Geef een zoen aan Net en Keetje. Nu, vaarwel mijn beste Pa! Hier twee zoenen voor Mama. Vorige Volgende