mijn vader in de Stern van 10 augustus 1965 laten lezen wat de 16-jarige Hans-Joachim Sch. naar huis schreef toen hij onlangs bij de oefeningen in de Bundesgrenzschutz een machinegeweer in de handen kreeg: ‘Plötzlich glaubte ich ein anderer Mensch zu sein. Solche Kraft schien von der Waffe auszustrahlen. Ich fühlte mich stark genug, notfalls ganz Ruszland damit zu erobern.’ Zijn kollega, de 14-jarige Michael D., leerling van de achtste klas van de lagere school, wil het met dat moordwapen meteen ‘tegen een heel garnizoen russen opnemen’. Mijn vader zou niet vloeken, dat deed hij nooit, maar tandenknarsen, dat kon hij uitstekend. Ik neem het hem niet meer kwalijk dat hij dat in 1933 niet deed, ik ben blij zeker te weten dat hij het vandaag zou doen. Dit was een uitstapje; daarom heette het ook ceterum censeo. Wat moeten wij doen en wat kunnen wij doen? De belangrijkste opgave van onze tijd is, voor ons nederlanders, verzet tegen de ontwikkeling, waardoor Duitsland weer een grote militaire macht wordt.
Doordat wij in een demokratie leven, kunnen wij ons in elk geval uitspreken. De demokratie funktioneert alléén als wij haar dagelijks evalueren, en zo nodig onze mening laten horen.