De kinderen van de ezeldrijver
Er leefde eens oostelijk van Azerbeidzjan en westelijk van Pakistan een energieke ezeldrijver, die in het jaar 1900 de kans kreeg om zich aan te sluiten bij een kozakkenlegertje dat toevallig in de buurt opereerde, en die daar wel wat in zag. Over dat wat hij er precies in zag kunnen psychologen spekulaties maken, maar men kan aannemen dat hij het westeuropese spreekwoord, dat iedere soldaat de maarschalksstaf in zijn ransel heeft, nog niet kende, terwijl ook vaststaat dat hij het niettemin binnen een kwart eeuw toch tot maarschalk bracht. Daarna werd hij minister van oorlog, hierop minister-president, en tenslotte beklom hij als keizer de zogenaamde pauwentroon. Dit is nu de zetel van zijn zoon, een niet onflink, zij het een beetje melankoliek uitziend persoon, die aanvaard is als - om met een nederlandse prinses te spreken - een van onze eigen soort. Waarom ook niet? De zoon van de ezeldrijver verschaft miljoenen lezers van damesbladen met zijn gedeeltelijk toch wel wat trieste huwelijken een fascinerende verpozing.
‘Een unieke reportage met hartveroverende foto's die een beeld geven van prinselijk geluk!’ In september 1965 worden naar ik schat een miljoen nederlanders, merendeels vrouwen, door de kleurendrukpers met deze woorden gestreeld, maar vergist u zich niet. Zij slaan niet op nederlandse toestanden, maar op een goedgeklede jonge vrouw die op Conny Stuart