Hoho, zeg je, Franz Streepje was een militair! Natuurlijk, daarom juist. Wat hadden die Sicherheitsdienst en Sicherheitspolizei met hun loopjongens onder de nederlandse politie ooit kunnen beginnen zonder de garantie van Hitlers legers?
Piet Bohemen had zelf ook gebokst, wat mij van die kleine man - maar ik moet zeggen dat hij er taai uitzag - verbaasde. Hij had zich op kermissen in Antwerpen en Amsterdam regelmatig voor een rijksdaalder in elkaar laten slaan omdat hij niet te eten had. ‘Maar ik heb ook wel es raak terug kunnen stoten!’ gniffelde hij. Toen ik dit verhaal bij het interview van Ischa Meijer ter sprake bracht, vertelde die mij dat het boksen altijd een tipiese sport voor arme joden geweest was. Hij kon heel veel namen noemen. Het geeft te denken. Maar wat, dat wordt nog niet duidelijk.
Ik ga weer naar bed. Het nachtelijke intermezzo begon met een ‘realiteit’ van Armando in de nieuwe stijl, ook al weer jaren verdwenen, het eindigde met een verhaal dat ik mij, voordat ik in slaap viel, herinnerde van bezet Parijs. Een grote duitse officier koopt elke ochtend bij hetzelfde stalletje dezelfde krant, die hem door de koopvrouw toegestoken wordt met dezelfde woorden ‘voici, grand con’, welke laatste twee woorden zoals jij weet met ‘grote klootzak’ zouden kunnen worden vertaald. De geüniformeerde doodslager wist het echter niet en vraagt er op een keer in een kafee naar, aan zijn franse kennis. Kennissen van een duitser, in de bezetting, zijn natuurlijk hoogstwaarschijnlijk erg fout, zwarthandelaars, Hirschfelds enzo, maar deze was niet fout genoeg om een krantenvrouwtje in moeilijkheden te brengen. Hij legde uit dat ‘grand con’ ‘grote held’ betekende. De volgende morgen, als de rotmof zijn krant krijgt toegestoken met de woorden ‘voici, grand con’, blijft hij staan, glimlacht, en zegt in zijn beste frans ‘moi, très petit con, Hitler grand con!’
Maar het verband met Allah, in de punch van Mohammed Ali, dat mij duidelijk was toen ik deze uitweiding begon, is mij ontschoten voordat ik in slaap val.